Selecteer een pagina

HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3624 (Eiseres/Transfennica)

De aansprakelijkheid van de wegvervoerder voor schade die is ontstaan na het einde van de vervoerovereenkomst in het kader van een vervolgtransport, ziet niet op verlies van of schade aan de vervoerde zaken of op vertraging in de aflevering als bedoeld in art. 17 lid 1 CMR. Deze aansprakelijkheid wordt daarom niet door de CMR, maar door nationaal recht beheerst.

Transfennica heeft in opdracht van eiseres tot cassatie een partij Nokia-artikelen vervoerd van Roosendaal naar Hamina. De partij is door een derde (A) doorvervoerd van Hamina naar Moskou. In het kader van dit vervolgtransport is vertraging ontstaan, doordat in de door A opgestelde douanedocumenten twee containernummers waren verwisseld. A had de documenten opgesteld op basis van containergegevens die eiseres per e-mail bij Transfennica had opgevraagd (waarin de bewuste containernummers ook waren verwisseld).

In dit geding stelt eiseres Transfennica aansprakelijk voor de in het vervolgtransport geleden schade, daartoe stellende dat Transfennica door verstrekking van onjuiste containergegevens een contractuele “nevenverplichting” uit hoofde van de vervoerovereenkomst heeft geschonden. Het hof heeft in het midden gelaten of een dergelijke “nevenverplichting” bestond (en geschonden was). Volgens het hof was de vordering van eiseres hoe dan ook niet toewijsbaar, omdat schending van de beweerde nevenverplichting, mede gelet op het restrictieve stelsel van vervoerdersaansprakelijkheid onder de CMR, slechts kan leiden tot aansprakelijkheid voor schade in het kader van het gecontracteerde vervoer, en niet voor schade in het kader van een eventueel vervolgtransport.

In cassatie klaagt eiseres dat de CMR niet voorziet in een uitputtende regeling van de aansprakelijkheid van de wegvervoerder en dat de onderhavige schade in ieder geval niet onder de door de CMR geregelde en gelimiteerde schade valt.

De Hoge Raad honoreert deze klacht. In r.o. 3.4.1 stelt hij voorop dat de wegvervoerder ingevolge art. 17 lid 1 CMR (slechts) aansprakelijk is voor verlies van of schade aan door hem vervoerde zaken, alsmede voor vertraging in de aflevering. Voor andere schade dan deze kan de vervoerder aansprakelijk zijn op grond van het toepasselijke nationale recht, zo overweegt de Hoge Raad in r.o. 3.4.2 onder verwijzing naar het Cargofoor-arrest, waarin aldus was geoordeeld met betrekking tot schade aan andere dan de vervoerde zaken.

In casu was de vervoerovereenkomst tussen eiseres en Transfennica geëindigd op het moment dat Transfennica de goederen in Hamina had afgeleverd. Dit rechtvaardigt echter volgens de Hoge Raad niet de gevolgtrekking dat eiseres (reeds daarom) niet aansprakelijk is op grond van de vervoerovereenkomst wegens schending van de (gestelde) verplichting tot juiste gegevensverstrekking:

“3.4.3 (…) De aansprakelijkheid wegens die tekortkoming ziet niet op verlies van of schade aan de vervoerde zaken of op vertraging in de aflevering als bedoeld in de CMR. De CMR regelt deze aansprakelijkheid niet en staat niet aan het aannemen daarvan in de weg. Die aansprakelijkheid moet worden beoordeeld naar nationaal recht.”

Het feit dat de schade pas na het einde van de vervoerovereenkomst is ontstaan of aan het licht gekomen, brengt dus niet mee dat geen aansprakelijkheid van de vervoerder op grond van de vervoerovereenkomst kan bestaan, zo recapituleert de Hoge Raad in r.o. 3.4.4.

Transfennica is in cassatie bijgestaan door Karlijn Teuben en Kasper Jansen, en in feitelijke instanties door Reinier van Campen.

Cassatieblog.nl

Share This