Selecteer een pagina

Dossier: Bijzondere overeenkomsten


HR 1 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1670 (cassatie in belang der wet)

Het geven van advies over de vraag of een geneeskundige behandeling volgens de regels van de geneeskunst is verlopen, enkel op basis van het dossier en zonder daarbij de patiënt zelf te onderzoeken, is geen handeling op het gebied van de geneeskunst zoals bedoeld in art. 7:446 lid 1 BW. Evenmin valt dat onder handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand van een persoon of medische begeleiding van een persoon zoals bedoeld in art. 7:446 lid 4 BW. Een patiënt heeft daarom geen recht op inzage in dat advies op grond van art. 7:456 BW en 7:464 BW. (meer…)

HR 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1072

Op arbitrages die voor 1 januari 2015 aanhangig zijn gemaakt, is het oude arbitragerecht van toepassing. Dat geldt ook voor verzoeken om erkenning en tenuitvoerlegging van dergelijke arbitrages, en voor buitenlandse arbitrages. (meer…)

HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:828

Gelet op de wettelijke omschrijvingen van enerzijds huur (art. 7:201 lid 1 BW) en anderzijds bruikleen (art. 7A:1777 BW) is voor de beantwoording van de vraag of de overeenkomst in deze zaak, op grond waarvan de gemeente een woning in gebruik heeft gegeven, moet worden aangemerkt als huur of bruikleen relevant of de vergoeding die de bewoonster betaalde is aan te merken als tegenprestatie in de zin van art. 7:201 lid 1 BW. Onbegrijpelijk oordeel van het hof dat dit het geval was. (meer…)

HR 3 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1804

Art. 7:768 lid 3 BW jo. art. 6:51 lid 2 BW moet zo worden uitgelegd dat alleen sprake is van vervangende zekerheid indien de aangeboden zekerheid gelijkwaardig is aan het depot. Als de zekerheid bestaat in een bankgarantie, betekent dit dat de bankgarantie in dezelfde gevallen en onder dezelfde voorwaarden inroepbaar moet zijn als het depot. (meer…)

HR 10 juli 2020 ECLI:NL:HR:2020:1275

Het ontbreken van een op grond van de wet of de statuten vereiste meerderheid van stemmen leidt tot een nietig besluit in de zin van art. 2:14 lid 1 BW en niet tot een besluit dat vernietigbaar is op grond van art. 2:15 lid 1, aanhef en onder a, BW. Indien in een procedure bij de kantonrechter, gevoerd op de voet van art. 5:130 lid 1 jo. 2:15 BW tevens een beroep wordt gedaan op art. 2:14 BW, dan hoeft die procedure niet te worden gesplitst teneinde het beroep op nietigheid in een afzonderlijke (dagvaardings)procedure door de rechtbank te laten beoordelen. (meer…)

HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:719

Uit de door het hof vastgestelde feiten kan niet worden geconcludeerd dat de Staat bij verweerder het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de kortingen die in het kader van de oorspronkelijke erfpachtovereenkomst zijn gegeven, ook zouden worden toegepast bij de heruitgifte in erfpacht. (meer…)

Cassatieblog.nl