Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1529 (Achmea Schadeverzekeringen N.V./A)

(1) In het algemeen verdient het de voorkeur de hoofdzaak en de vrijwaringszaak gelijktijdig af te doen, en, indien dat niet mogelijk is, eerst de hoofdzaak af te doen (HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2388, CB 2017-183). In dit geval mocht het hof de vrijwaringszaak niet vóór de hoofdzaak afdoen, omdat de toewijsbaarheid van de vordering in de vrijwaringszaak afhankelijk was van de uitkomst van de hoofdzaak.
(2) Het hof heeft bij de toepassing van de op 1 juli 2010 gewijzigde verzekeringsrechtelijke verjaringsregeling (art. 7:942 BW) een onjuiste toepassing gegeven aan de regels van overgangsrecht.

(meer…)

HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1530

In dit arrest beslist de Hoge Raad, samengevat, dat:
(i) indien de rechter in eerste aanleg een dwangsom heeft opgelegd, en de appelrechter de hoofdveroordeling geheel of gedeeltelijk in stand laat, hij dat kan doen onder vermindering, vermeerdering of volledige afwijzing van de in eerste aanleg opgelegde dwangsom.
(ii) indien sprake is van een vermindering van de in eerste aanleg opgelegde dwangsom, de dwangsom tot het verminderde bedrag kan worden verbeurd in de periode tussen de betekening van de beslissing in eerste aanleg en de betekening van de beslissing in hoger beroep.
(iii) de appelrechter de hoogte van een door de rechter in eerste aanleg opgelegde dwangsom die ziet op een situatie in het verleden, dient te beoordelen naar de aard en omstandigheden van het geval. Daartoe kunnen ook de feitelijke gevolgen die voor de schuldenaar voortvloeien uit het daadwerkelijk verbeuren van dwangsommen behoren. (meer…)

HR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1407

(1) De uitspraak in een tussentijds hoger beroep tegen een deelgeschilbeschikking (ingesteld op de voet van art. 1019cc lid 3 onder a Rv) is een tussenuitspraak, tenzij het hof zelf de procedure ten principale heeft afgedaan. Voor het instellen van tussentijds cassatieberoep tegen deze uitspraak is verlof van het hof vereist (art. 1019cc lid 3 Rv jo. art. 401a lid 2 Rv).
(2) De veroordeling die wordt uitgesproken in een deelgeschil heeft dezelfde betekenis als wanneer zij zou zijn opgenomen in een kortgedingvonnis (art. 1019cc lid 2 Rv). Deze veroordeling verliest daarom haar werking wanneer in de bodemprocedure een andere beslissing wordt gegeven over de desbetreffende vordering. (meer…)

HR 4 oktober 2019 ECLI:NL:HR:2019:1527

Het enkele feit dat bij een verwerping van het cassatieberoep ook een andere dan de gefailleerde partij in de proceskosten zal worden veroordeeld, brengt niet mee dat de curatoren geen belang hebben bij hun incidentele vordering tot ontslag van instantie ex art. 27 lid 2 Fw. Dat belang is immers in elk geval daarin gelegen dat voor hen geen verhaal mogelijk is van een eventuele proceskostenveroordeling ten laste van de gefailleerde. (meer…)

HR 20 september 2019 ECLI:NL:HR:2019:1408

In deze zaak draait het om de vraag of een (tussen)arrest dat is uitgesproken op naam van een raadsheer die op dat moment al was gedefungeerd rechtsgeldig is gewezen. Hoofdregel is dat een vonnis, beschikking of arrest is gewezen als alle rechters die over de zaak oordelen de volledige tekst daarvan hebben vastgesteld. Nu het in deze zaak (nog) niet duidelijk is of de volledige tekst van het (tussen)arrest voor of na het defungeren van een van de raadsheren is vastgesteld heeft de Hoge Raad de zaak aangehouden en het hof op grond van art. 83 Wet RO verzocht om nadere inlichtingen. (meer…)

HR 30 augustus 2019 ECLI:NL:HR:2019:1293

Niet elk gebruik van een zuivelbenaming voor een niet-zuivelproduct valt onder het verbod. Bij het verbod gaat het om het gebruik van de benaming ter aanduiding van het product. Het antwoord op de vraag of in een concreet geval sprake is van gebruik van een zuivelbenaming ter aanduiding van een niet-zuivelproduct hangt af van de omstandigheden van het geval. (meer…)

Cassatieblog.nl