Selecteer een pagina

HR 7 december 2012, LJN BX9018 (G-Star/H&M)

In een grensoverschrijdend geschil over schending van een Nederlands auteursrecht (door het aanbieden of verkopen van inbreukmakende zaken via internet in Nederland) waarop de EEX-Vo van toepassing is, heeft (ook) de Nederlandse rechter rechtsmacht.

Jeansfabrikant G-Star daagt kledingwinkelketen H&M voor de Dordtse rechtbank. Zij stelt dat in Nederlandse winkels van H&M en op de website www.hm.com spijkerbroeken worden verkocht die inbreuk maken op het auteursrecht van G-Star op het ontwerp van haar Elwood-spijkerbroek. G-Star dagvaardt daarom zowel de Nederlandse vennootschap H&M Hennes & Mauritz Netherlands B.V. (de eigenaar van de winkels) als de Zweedse vennootschap H&M Hennis & Mauritz AB (de houder van de domeinnaam hm.com). Tot in cassatie wordt geprocedeerd over de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt in het geschil met de Zweedse vennootschap en of de rechtbank Dordrecht relatief bevoegd is van de vorderingen tegen de twee H&M-partijen kennis te nemen.

Die bevoegdheid wordt in drie instanties aangenomen. Nu het gaat om auteursrechtinbreuk – een vorm van onrechtmatige daad – in een grensoverschrijdende context (H&M AB is immers Zweeds) is art. 5 lid 3 EEX-Verordening van toepassing, dat bepaalt dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, in een andere lidstaat kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Volgens eerdere rechtspraak van het HvJEU is dat zowel de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (het “Handlungsort”) als de plaats waar de schade is ingetreden (het “Erfolgsort”). Art. 5 lid 3 EEX-Vo kent rechtsmacht toe aan de rechter van het land waarin de desbetreffende plaats gelegen is, en kent bovendien interne relatieve competentie toe aan de rechter van die plaats. (Voor grensoverschrijdende gevallen waarin niet de EEX-Vo of een vergelijkbare regeling van toepassing is, kent ons nationale procesrecht eenzelfde regeling, zij het dat de rechtsmacht (voor onrechtmatige daad: art. 6 aanhef en sub e Rv) en de relatieve bevoegdheid (art. 102 Rv) apart geregeld zijn.)

Daarmee is de vraag dus: is Dordrecht te kwalificeren als een plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen? De Hoge Raad oordeelt van wel, en wijst in dat kader op het Wintersteiger-arrest (HvJEU 19 april 2012, C-523/10 (Wintersteiger/Products 4U)). In die zaak ging het over rechtsmacht in een geschil over merkinbreuk door het gebruik van een merk als zoektrefwoord bij Google (“Adword”). Het HvJEU besliste dat

“een geschil over een inbreuk op een in een lidstaat ingeschreven merk die zou bestaan in het gebruik door een adverteerder van een aan dat merk identiek trefwoord op de website van een zoekmachine die via een landgebonden topniveaudomeinnaam van een andere lidstaat opereert, aanhangig kan worden gemaakt bij de rechters van de lidstaat waar het merk is ingeschreven of bij de rechters van de lidstaat van de plaats waar de adverteerder is gevestigd”

Volgens de Hoge Raad brengt dat oordeel mee dat ook een vordering tot beëindiging van een inbreuk op een ander, eveneens territoriaal afgebakend, IE-recht, zoals in deze zaak het auteursrecht, kan worden voorgelegd aan de rechter van het land waar dat IE-recht kan worden ingeroepen. Nu de Nederlandse rechter dus bevoegd is en het bovendien mogelijk is vanuit Dordrecht de litigieuze spijkerbroek te bestellen via de mede op Nederland gerichte website www.hm.com, is de rechtbank Dordrecht “internationaal bevoegd”, zoals de Hoge Raad hier kennelijk de door art. 5 lid 3 EEX-Vo gegeven combinatie van rechtsmacht en relatieve bevoegdheid aanduidt:

“Nu het met betrekking tot de vordering tegen H&M AB gaat om een beweerde inbreuk op het Nederlandse auteursrecht van G-Star door het verkopen, althans aanbieden van kleding via de website www.hm.com, die eigendom is van H&M AB, […], alle H&M-kleding ook via deze website te verkrijgen zal zijn (naar bij pleidooi namens H&M aan het hof is medegedeeld) en die website mede is gericht op de Nederlandse markt […], al hetgeen medebrengt dat de Elwood-broek wordt aangeboden in Dordrecht, is de rechter in het arrondissement Dordrecht internationaal bevoegd krachtens art. 5 lid 3 EEX-Vo kennis te nemen van de onderhavige vorderingen tegen H&M AB.”

Cassatieblog.nl

Share This