Selecteer een pagina
Wachtgeldaanspraak werknemer na privatisering ABP in 1996

Wachtgeldaanspraak werknemer na privatisering ABP in 1996

HR 23 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1135

De regeling dat een belanghebbende die als werknemer is ontslagen, op grond van art. 4 lid 1 Regeling Wachtgeld Uitkering bij Privatisering (hierna: ‘WUP’) recht heeft op wachtgeld, is van overeenkomstige toepassing op het personeel van de Stichting Pensioenfonds ABP. In de WUP zijn bepaalde artikelen van de Ontslaguitkeringsregeling ABP (hierna: ‘OUR’) van toepassing verklaard. Uit de overweging van het hof in de hoofdprocedure dat de werknemer in kwestie (alleen) aanspraak had op wachtgeld op grond van de WUP – en niet op grond van de OUR – mocht het hof in de schadestaatprocedure niet afleiden dat de in de WUP van toepassing verklaarde artikelen uit de OUR toepassing misten. Lees meer…

Zwarighedenprocedure over verdeling nalatenschap

Zwarighedenprocedure over verdeling nalatenschap

HR 23 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1137

1. Voor de waardering van het perceel is niet van belang dat dit ten tijde van het eindarrest niet meer tot de onverdeeldheid behoorde; 2. Het hof is buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden door ambtshalve te oordelen dat verschuldigdheid van rente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Lees meer…

Geen onderzoek merkbaarheid bij besluit met mededingingsbeperkende strekking

Geen onderzoek merkbaarheid bij besluit met mededingingsbeperkende strekking

HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1354 (SGD, KNMvD / AGIB)

De Hoge Raad laat het voorlopig oordeel van het hof dat sprake is van een besluit van een ondernemersvereniging met mededingingsbeperkende strekking in stand. Wanneer de strekking van het besluit mededingingsbeperkend is, hoeft niet meer onderzocht te worden of de gevolgen de mededinging beperken. Ook een onderzoek naar de merkbaarheid van de mededingingsbeperking is dan niet nodig. Lees meer…

Wanneer verjaart de vordering op een rechtspersoon die na faillissement is opgehouden te bestaan?

Wanneer verjaart de vordering op een rechtspersoon die na faillissement is opgehouden te bestaan?

HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1182 (Eiser/Rabobank)

Art. 2:23c lid 2 BW jo. art. 3:320 BW geeft een regel voor het tijdstip waarop een verjaringstermijn van een vordering op een rechtspersoon eindigt nadat die rechtspersoon is opgehouden te bestaan. Die regel veronderstelt dat een lopende verjaringstermijn in elk geval niet afloopt zolang de vereffening van de rechtspersoon niet is heropend ex art. 2:23c lid 1 BW. Dit brengt mee dat (i) heropening van de vereffening geen vereiste is voor het (voort)lopen van de verjaringstermijn dat (ii) een verjaringstermijn van een vordering op een niet meer bestaande rechtspersoon niet behoeft te worden gestuit gedurende de periode dat die rechtspersoon niet meer bestaat. Lees meer…

Schijn van volmachtverlening: risicobeginsel niet van toepassing wanneer verklaringen en gedragingen slechts zijn toe te rekenen aan een derde

Schijn van volmachtverlening: risicobeginsel niet van toepassing wanneer verklaringen en gedragingen slechts zijn toe te rekenen aan een derde

HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1356

Het risicobeginsel bij onbevoegde vertegenwoordiging gaat niet zo ver dat het vertrouwen op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid uitsluitend op verklaringen of gedragingen van een onbevoegde vertegenwoordiger kan worden gebaseerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van verklaringen en gedragingen die slechts kunnen worden toegerekend aan een bij het opstellen van een akte betrokken notaris. Lees meer…

Voldoende zwaarwegende grond nodig voor opzegging exploitatieovereenkomst muziek

Voldoende zwaarwegende grond nodig voor opzegging exploitatieovereenkomst muziek

HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1270 (Nanada/Golden Earring)

Hoewel art. 25e Auteurswet in de onderhavige zaak niet van toepassing is, moet in het licht van de uit de totstandkomingsgeschiedenis van dit artikel blijkende maatschappelijke opvattingen worden aanvaard dat, gelet op de aard en strekking van een exploitatieovereenkomst als de onderhavige, voor opzegging in beginsel een voldoende zwaarwegende grond nodig is. Dit vereiste verliest echter aan gewicht naarmate een exploitatieovereenkomst langere tijd heeft geduurd en investeringen kunnen zijn terugverdiend. Lees meer…

Beantwoording prejudiciële vragen over de situatie van meerdere gedaagden waarin de één wel verschijnt en de anderen niet: verstekvonnis of vonnis op tegenspraak?

Beantwoording prejudiciële vragen over de situatie van meerdere gedaagden waarin de één wel verschijnt en de anderen niet: verstekvonnis of vonnis op tegenspraak?

HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1274

De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over art. 140 Rv. In het geval als in de onderhavige procedure, waarin drie partijen zijn gedagvaard, waarvan twee partijen niet zijn verschenen en de zaak van de wel verschenen partij na intrekking van de eis is doorgehaald, moet het door de rechtbank ten aanzien van de niet verschenen gedaagden gewezen vonnis worden aangemerkt als een verstekvonnis, waartegen het rechtsmiddel van verzet openstaat. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl