Selecteer een pagina
Onmiddellijke werking verjaringsbepaling art. 7:942 (oud) BW is in dit geval onaanvaardbaar

Onmiddellijke werking verjaringsbepaling art. 7:942 (oud) BW is in dit geval onaanvaardbaar

HR 18 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:726

Nadat de Hoge Raad in 2015 reeds had bepaald dat art. 7:942 (oud) BW onmiddellijke werking toekomt, had het hof na verwijzing geoordeeld dat de onmiddellijke werking in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op grond van art. 75 Ow NBW onaanvaardbaar is. De Hoge Raad heeft nu bepaald dat dit terecht is. Er bestaat redelijkerwijs twijfel of de wetgever zich bewust is geweest van de gevolgen van de onmiddellijke werking. De onmiddellijke werking brengt een zware financiële en administratieve last mee voor de verzekeraar en de eventuele in het gedrang zijnde rechtsbescherming van een verzekerde weegt niet op tegen die lasten. Lees meer…

Wet Bopz – opnieuw: de positie van de arts voor verstandelijk gehandicapten

Wet Bopz – opnieuw: de positie van de arts voor verstandelijk gehandicapten

HR 4 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:682

Met de Wet van 4 december 2013 (waarbij het zesde lid aan art. 1 Wet Bopz is toegevoegd) is beoogd een wettelijke basis op te nemen voor beoordelingen door de arts voor verstandelijk gehandicapten en de specialist ouderengeneeskunde, elk op zijn eigen deskundigheidsterrein en hen daarvan niet langer uit te sluiten. Het is niet de doelstelling van de wet de bevoegdheden van de psychiater te beperken. Lees meer…

Beëindiging partneralimentatie vóór verstrijken 12-jaarstermijn

Beëindiging partneralimentatie vóór verstrijken 12-jaarstermijn

HR 4 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:695

Een beslissing van de rechter die het recht op een bijdrage voor levensonderhoud (praktisch) definitief doet eindigen voordat de in artikel 1:157 lid 4 BW genoemde periode van twaalf jaar is verstreken, dient te voldoen aan hoge motiveringseisen. Terughoudendheid dient te worden betracht bij beëindiging op een datum in het verleden. Het ‘afnemen’ of ‘vervallen’ van lotsverbondenheid kan géén grond zijn voor beëindiging van de alimentatieverplichting, ook niet in samenhang met andere omstandigheden. Lees meer…

Verjaring bij onjuiste of te late implementatie van Europees recht

Verjaring bij onjuiste of te late implementatie van Europees recht

HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:677 (TMG/Staat)

1. Voor het gaan lopen van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW van een vordering tot schadevergoeding wegens onjuiste implementatie van een Europese richtlijn is daadwerkelijke bekendheid van de benadeelde met de juridische beoordeling van de implementatie niet vereist.
2. Zolang geen juiste implementatie van een Europese richtlijn plaatsvindt, levert dit iedere dag een zelfstandige onrechtmatige daad van de Staat, zodat daarop gegronde vorderingen afzonderlijk verjaren.

Lees meer…

Uitleg overgangsbepalingen Landelijk procesreglement

Uitleg overgangsbepalingen Landelijk procesreglement

HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:596

Uitleg overgangsbepalingen van art. 10.1 en 10.2 Landelijk procesreglement, zevende versie. Een redelijke en met de eisen van een goede procesorde strokende uitleg van die bepalingen brengt mee dat, nu onder de vierde versie van het Landelijk procesreglement een uitstel van 53 weken is verleend, waarna de zevende versie van toepassing is geworden, niet alleen op de voet van art. 2.21 vierde versie een laatste termijn van zes weken moet worden bepaald, maar ook die in die bepaling genoemde rechtsgevolgen van toepassing blijven.

Lees meer…

Geen doorbreking rechtsmiddelenverbod op enkele klacht dat wettelijke regel niet in acht is genomen

Geen doorbreking rechtsmiddelenverbod op enkele klacht dat wettelijke regel niet in acht is genomen

HR 4 mei ECLI:NL:HR:2018:684

De enkele klacht dat een wettelijke regel niet in acht is genomen, is volgens vaste rechtspraak onvoldoende voor doorbreking van een rechtsmiddelenverbod. Dat geldt in beginsel ook indien het gaat om vrijheidsbeneming en het (dus) een regel betreft die onderdeel is van een wettelijk voorgeschreven procedure als bedoeld in art. 5 lid 1 EVRMLees meer…

Uitleg CAO Beroepsgoederenvervoer: wanneer is sprake van een ‘nachtrit’?

Uitleg CAO Beroepsgoederenvervoer: wanneer is sprake van een ‘nachtrit’?

HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:668

Het begrip ‘nachtrit’ in de zin van art. 37 van de CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen 2012-2013 (hierna: CAO) moet zo worden uitgelegd dat de werkzaamheden vallend tussen 20.00 uur en 04.00 uur voor een toeslag in aanmerking komen. Bij deze uitleg prevaleren de bewoordingen van de bepaling boven het spraakgebruik. Lees meer…

Schadeloosstelling voor pachter na onteigening: alleen inkomensschade en geen vermogensschade

Schadeloosstelling voor pachter na onteigening: alleen inkomensschade en geen vermogensschade

HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:648 (Provincie Overijssel/Verweerder)

Wanneer een onroerende zaak wordt onteigend, vervalt ook een daarop rustend pachtrecht. Het pachtrecht kan echter niet afzonderlijk worden onteigend. Het pachtrecht komt geen ‘werkelijke waarde’ toe en door het vervallen van het pachtrecht door onteigening lijdt de pachter dan ook geen vermogensschade. Op grond van art. 42a Ow heeft de pachter wel recht op de inkomensschade die hij als gevolg van de onteigening lijdt. Als het in een gebied gebruikelijk is dat de afgaande pachter van de opkomende pachter een vergoeding ontvangt, kan het mislopen van deze vergoeding alleen als inkomensschade van de pachter voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor moet worden vastgesteld dat het mislopen onteigeningsgevolg is. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl