Selecteer een pagina

HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1884

Door de hoogte van de kinderalimentatie op een bepaald bedrag te bepalen, zonder daarbij kenbaar de behoefte van het kind en de draagkracht van de man te hebben vastgesteld, heeft het hof onvoldoende inzicht gegeven in de gedachtegang die ten grondslag ligt aan het vastgestelde alimentatiebedrag. Daardoor kan niet worden beoordeeld of dit bedrag voldoet aan de wettelijke maatstaven (art. 1:397 BW Sint Maarten).

Motivering van alimentatiebeslissingen

Tegen alimentatiebeslissingen valt in cassatie meestal weinig te beginnen. Met uitzondering van beslissingen waarbij de alimentatie definitief wordt beëindigd, mogen aan dit type rechterlijke beslissingen namelijk geen al te hoge motiveringseisen worden gesteld. Dit uitgangspunt is vast verankerd in dit deel van het familierecht. De alimentatierechter is in hoge mate vrij in het vaststellen en de waardering van de omstandigheden die door partijen naar voren worden gebracht met het oog op de behoefte van de alimentatiegerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige (HR 26 juni 1998, NJ 1998, 672). Hij is bijvoorbeeld niet gehouden om alle berekeningen in zijn beschikking op te nemen, als daaruit maar voldoende blijkt van welke gegevens hij gebruik heeft gemaakt (HR 17 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5167).

Geheel vrij is de alimentatierechter echter niet. De Hoge Raad heeft herhaaldelijk (HR 10 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0366; HR 19 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5803) geoordeeld dat ook in alimentatiezaken het grondbeginsel van een behoorlijke rechtspleging geldt, te weten dat ook zo’n rechterlijke beslissing tenminste zodanig moet worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden – in geval van openstaande hogere voorzieningen: de hogere rechter daaronder begrepen – controleerbaar en aanvaardbaar te maken.

Het hier besproken vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voldoet niet aan deze motiveringsdrempel.

Casus

De (Caribische) procedure betreft de aanspraak op kinderalimentatie. Art. 1:397 lid 1 BW Sint Maarten bepaalt in dat verband dat enerzijds rekening wordt gehouden met de behoeften van de tot onderhoud gerechtigde en anderzijds met de draagkracht van de tot uitkering verplichte persoon. Dit komt overeen met het Nederlandse alimentatierecht waarin de parameters voor vaststelling van de hoogte van de alimentatie eveneens de behoefte en de draagkracht zijn (art. 1:397 lid 1 BW (NL)).

Het kind is in 1996 geboren. De ouders leven sinds 2000 gescheiden. Bij uitspraak van 23 november 2004 is een tussen partijen gesloten omgangsregeling bevestigd en zijn de man en de vrouw gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast.

De vrouw heeft in deze procedure verzocht de man te veroordelen tot betaling van kinderalimentatie tot 2.000,- US$ per maand, met ingang van augustus 2004 en tot betaling van schoolfees. Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft dit verzoek afgewezen. Het Gemeenschappelijk Hof heeft de beschikking van het gerecht vernietigd en de man veroordeeld tot betaling van een aantal kosten (waaronder schoolgeld, ziektekostenpremie), die tezamen ongeveer 1.000 US$ bedragen. Het Gemeenschappelijk Hof baseert dit op de instemming van de man met een regeling waarin is overeengekomen dat hij deze kosten voor zijn rekening zou nemen. Het hof overweegt vervolgens:

“Totaal komt dit neer op ongeveer 1.000,- US$ per maand, hetgeen voor het kind niet ongunstiger is dan voortvloeit uit de wettelijke maatstaven, ook al heeft de moeder in het geheel geen draagkracht. Het hof zal daarom de vader tot naleving van de regeling veroordelen.”

Met betrekking tot de ingangsdatum overweegt het hof:

“Niet aannemelijk is geworden dat de man in het verleden minder bijdroeg dan overeenstemt met de wettelijke maatstaven. Het hof zal daarom de regeling doen ingaan op 1 april 2012.”

Cassatie

In cassatie klaagt de vrouw met succes dat het hof met dit oordeel ten onrechte, dan wel onvoldoende gemotiveerd de bepaling van de hoogte van de kinderalimentatie heeft gerelateerd aan het “absolute begrip” wettelijke maatstaven, zonder daarbij de behoefte van het kind en de draagkracht van de man te hebben vastgesteld.

“3.3 (..) Het hof heeft (…) onvoldoende inzicht gegeven in de feitelijke behoefte van het kind en de draagkracht van de man, zodat niet kan worden beoordeeld of het maandelijks in totaal door de man te betalen bedrag van ongeveer US$ 1.000,– voldoet aan de wettelijke maatstaven alsmede of de vader in het verleden in overeenstemming met de wettelijke maatstaven heeft bijgedragen aan de kosten van levensonderhoud van het kind.”

Het gemeenschappelijk hof zal het alimentatieverzoek opnieuw moeten beoordelen en zijn uiteindelijke beslissing beter moeten motiveren.

Cassatieblog.nl

Share This