Selecteer een pagina

HR 21 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:750

In een mogelijke precedentwerking van een uitspraak is niet reeds een voldoende belang gelegen bij een vordering tot voeging. Dit geldt ook als sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen.

In dit voegingsincident beantwoordt de Hoge Raad de vraag of Stichting Loterij Incasso voldoende belang heeft om zich in cassatie mogen voegen aan de zijde van verweerder in cassatie (hierna: verweerder) in de hoofdzaak tegen Staatsloterij.

De feiten die hebben geleid tot dit arrest laten zich als volgt samenvatten. Verweerder heeft in de periode 2000-2008 meermaals deelgenomen aan de Staatsloterij. In 2013 heeft het Gerechtshof Den Haag – in een door Stichting Loterijverlies aangespannen collectieve actie – echter voor recht verklaard dat Staatsloterij gedurende de periode 2000-2007 misleidende mededelingen heeft gedaan over het wel of niet gegarandeerd zijn van de prijzen, de winkansen en het aantal gewonnen prijzen en dat Staatsloterij hierdoor in strijd heeft gehandeld met art. 6:194 (oud) BW. Daarnaast is voor recht verklaard dat Staatsloterij in 2008 misleidende mededelingen heeft gedaan over de hoogte van prijzen, zodat daardoor in strijd is gehandeld met art. 6:194 (oud) BW. Het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is verworpen.

Met inachtneming hiervan vordert verweerder in deze procedure onder meer een verklaring voor recht dat Staatsloterij onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en vergoeding van zijn schade. Het hof heeft voor recht verklaard dat Staatsloterij onrechtmatig jegens verweerder heeft gehandeld en heeft Staatsloterij veroordeeld tot schadevergoeding.

Voegingsincident

Tegen de uitspraak van het hof heeft Staatsloterij cassatieberoep ingesteld. Stichting Loterij Incasso heeft gevorderd om zich te mogen voegen aan de zijde van verweerder. Zij heeft haar belang als volgt toegelicht. Stichting Loterij Incasso is opgericht met als specifiek, statutair doel de belangenbehartiging van haar deelnemers ter zake van het vaststellen en incasseren van vorderingen op Staatsloterij en het verkrijgen van schadevergoeding. De belangen van verweerder en Stichting Loterij Incasso lopen volledig parallel.

Volgens Stichting Loterij Incasso is de uitkomst van de cassatieprocedure in de hoofdzaak ook van evident belang voor de rechtspositie van de benadeelden van de Staatsloterij en daarmee voor de rechtspositie van haarzelf. In het cassatieberoep komt namelijk onder meer de causaliteit tussen de onrechtmatige mededelingen van Staatsloterij en de schade van haar deelnemers aan de orde, de wijze van vaststelling van de schade en de voordeelstoerekening. Deze onderwerpen zullen ook aan de orde komen in eventuele gedingen die Stichting Loterij Incasso in de toekomst aanhangig zal moeten maken wanneer geen minnelijke regeling tot stand kan worden gebracht. Daarnaast stelt de Stichting Loterij Incasso dat de cassatieprocedure in de hoofdzaak van feitelijk belang is voor de voortgang van de vaststelling van de schade. Vernietiging van het bestreden arrest zal namelijk onherroepelijk leiden tot grote vertraging in de verwezenlijking van de doelstellingen van Stichting Loterij Incasso.

De Hoge Raad

De Hoge Raad herhaalt allereerst de vaste rechtspraak (HR 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1787, rov. 2.3.) dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. In de mogelijke precedentwerking van die uitspraak is niet reeds een voldoende belang gelegen, ook niet indien sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen (zie eerder HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602, rov. 3.2).

De Hoge Raad overweegt vervolgens dat het door Stichting Loterij Incasso gestelde belang bij de cassatieprocedure uitsluitend betrekking heeft op de precedentwerking van het te wijzen arrest. Dat belang is echter niet een belang dat art. 217 Rv beoogt te beschermen, aldus de Hoge Raad. Dat geldt ook voor het door Stichting Loterij Incasso gestelde belang dat een vernietiging van de bestreden uitspraak zal leiden tot grote vertraging in het bereiken van haar doelstelling. Aangezien Stichting Loterij Incasso zich in haar vordering tot voeging uitsluitend heeft beroepen op de precedentwerking van het arrest, wordt de incidentele vordering door de Hoge Raad afgewezen.

Cassatieblog.nl

Share This