Selecteer een pagina

HR 22 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:271

Nu het doel van de door het hof bepaalde comparitie niet beperkt was tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking, maar dat de comparitie mede diende om partijen de gelegenheid te geven hun stellingen nader toe te lichten, en voor dat doel ook is benut, kan ’s hofs afwijzing van het verzoek van de werkgever een nadere mondelinge behandeling ten overstaan van de meervoudige kamer van het hof te bepalen, niet in stand blijven.

Achtergrond

In deze zaak gaat het om een ontslag op staande voet van een werknemer, verweerder in cassatie, door een werkgever, verzoekster tot cassatie. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer om, kort gezegd, het ontslag ongedaan te maken, afgewezen. Het hof heeft bij eindbeschikking de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de werkgever veroordeeld om aan de werknemer een bedrag van € 122.000,- te betalen. In cassatie wordt voornamelijk geklaagd over procesrechtelijke aspecten.

Voortgezette behandeling

Nadat in hoger beroep een mondelinge behandeling ten overstaan van de meervoudige kamer had plaatsgevonden waar de advocaten van beide partijen de zaak hebben bepleit, heeft het hof bij tussenbeschikking een comparitie (voortgezette behandeling) bepaald ten overstaan van een raadsheer-commissaris. Volgens het hof waren “onvoldoende bouwstenen” voorhanden om over de genoemde kwesties te kunnen beslissen.

De voortgezette behandeling heeft op 21 november 2017 plaatsgevonden ten overstaan en onder leiding van de raadsheer-commissaris. Aan het eind daarvan heeft de werkgever verzocht een nadere mondelinge behandeling van de zaak te bepalen ten overstaan van de meervoudige kamer van het hof. De advocaat van de werkgever heeft dit verzoek voorts herhaald bij de brief van 1 december 2017 die hij naar aanleiding van het proces-verbaal van de voortgezette behandeling heeft opgesteld.

Het hof is aan dit verzoek voorbijgegaan. Het heeft daartoe als redenen aangevoerd dat het doel van de nadere behandeling vrij beperkt was, namelijk het verkrijgen van enkele inlichtingen en het beproeven van een regeling en dat de nadere behandeling zich daartoe ook heeft beperkt en dat het verzoek van de advocaat van de werkgever ter zitting om een uitwerking te mogen geven van het verweer dat het beroep van de werknemer op verrekening geen hout snijdt, buiten het beperkte doel van de zitting viel. De werkgever komt in cassatie (onder meer) op tegen dit oordeel.

Cassatie

De Hoge Raad stelt – onder vermelding van HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3264 en 3259 (zie CB 2018-13) – voorop dat zaken in hoger beroep door een meervoudige kamer worden behandeld en beslist. Een aan de beslissing voorafgaande mondelinge behandeling die mede tot doel heeft dat de rechter partijen in de gelegenheid stelt hun stellingen toe te lichten, dient in beginsel plaats te vinden ten overstaan van de drie raadsheren die de beslissing zullen nemen. Dit houdt volgens de Hoge Raad verband met de betekenis van de mondelinge behandeling, waarbij de mondelinge interactie tussen partijen en de rechter ter zitting van wezenlijke invloed kan zijn op de oordeelsvorming van de rechter, en die interactie niet altijd volledig in het proces-verbaal kan worden weergegeven.

De Hoge Raad vervolgt dat indien in een meervoudig te beslissen zaak in hoger beroep wordt bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden ten overstaan van een raadsheer-commissaris, en die mondelinge behandeling mede tot doel heeft partijen de gelegenheid te geven hun stellingen toe te lichten, uiterlijk bij de oproeping van partijen voor de mondelinge behandeling aan hen zal moeten worden meegedeeld dat is bepaald dat de mondelinge behandeling zal worden gehouden ten overstaan van een raadsheer-commissaris. Aan partijen dient (in een procesreglement of op andere wijze, zie HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:976, CB 2018-116) de gelegenheid te worden gegeven om te verzoeken dat de mondelinge behandeling zal worden gehouden ten overstaan van de meervoudige kamer die de beslissing zal nemen. Zodanig verzoek zal in beginsel moeten worden ingewilligd, en kan alleen worden afgewezen op zwaarwegende gronden, die in de uitspraak moeten worden vermeld.

De Hoge Raad oordeelt dat in dit geval de stukken van het geding geen andere conclusie toelaten dan dat het doel van de door het hof bepaalde comparitie niet beperkt was tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking, maar dat de comparitie mede diende om partijen de gelegenheid te geven hun stellingen nader toe te lichten, en voor dat doel ook is benut. Tegen de achtergrond hiervan kan ’s hofs afwijzing van het verzoek van de werkgever een nadere mondelinge behandeling ten overstaan van de meervoudige kamer van het hof te bepalen, niet in stand blijven.

Het oordeel van de Hoge Raad is contrair aan de conclusie van A-G Lückers. Volgens haar had de voortgezette behandeling niet mede tot doel partijen in de gelegenheid te stellen hun stellingen toe te lichten, waardoor de door de Hoge Raad gegeven hoofdregel niet van toepassing was.

De Hoge Raad casseert.

Cassatieblog.nl

Share This