Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: 290-bedrijfsruimte


HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1018 (Aldi Vastgoed B.V./Verweerster)

Opzegging door rechtsopvolger van verhuurder van huurovereenkomst 290-bedrijfsruimte die ex art. 7:300 lid 1 BW voor onbepaalde tijd is voortgezet. Wachttijdregeling ex art. 7:296 lid 2 BW toepasselijk? Hoge Raad verwerpt cassatieberoep, strekkende tot een terugkomen op zijn arrest van 24 september 2010, NJ 2010/649 (Toko Mitra/PMT). (meer…)

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:338

De maatstaf die de Hoge Raad in zijn arrest van 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0683, NJ 2010/190 (Herenhuis), heeft gegeven voor de beëindiging van huur van woonruimte wegens dringend eigen gebruik in verband met renovatie, geldt niet voor de beëindiging op die grond van de huur van 290-bedrijfsruimte. (meer…)

HR 10 augustus 2012, LJN BW6737 (Gemeente Rotterdam/Utopia U.A.)

Voor de beantwoording van de vraag of in een geval waarin partijen een gemengde huurovereenkomst hebben gesloten die betrekking heeft op een combinatie van woonruimte, 230a-bedrijfsruimte of 290-bedrijfsruimte, splitsing van de huurovereenkomst mogelijk is in afzonderlijke huurovereenkomsten voor de verschillende categorieën ruimten, dient de rechter acht te slaan op alle omstandigheden van het geval, waaronder het gebruik dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan, het gebruik dat thans van het gehuurde wordt gemaakt, de inrichting van het gehuurde in relatie tot dat gebruik en de gevolgen van een eventuele splitsing voor het (overeengekomen en feitelijk) gebruik door de huurder. (meer…)

HR 10 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU5602 (X/Gemeente Den Haag)

Ook in het geval waarin de huurder van de aanhorigheid niet tevens huurder is van de andere door hem als bedrijfsruimte gebezigde ruimte(n), maar deze op grond van een andere titel (zoals eigendom) houdt, moet de vraag of op de aanhorigheid het regime van art. 7:290 BW van toepassing is worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de verhuurder met een bestemming van het gehuurde als aanhorigheid van de andere door de huurder gebezigde ruimte(n) heeft ingestemd. Een zodanige instemming kan eventueel worden afgeleid uit het feit dat de aard van de verhuurde ruimte meebrengt dat zij niet dan als een onderdeel van de gehele door de huurder geëxploiteerde bedrijfsruimte kan worden bezien. (meer…)

Cassatieblog.nl