Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: BW art. 1:401


HR 19 maart 2021 ECLI:NL:HR:2021:422

De uitspraak in deze zaak sluit aan bij de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 1 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1689, zie CB 2019-137)), waarin de Hoge Raad in verband met een niet-wijzigingsbeding oordeelde dat de contractsvrijheid van ouders bij afspraken over kinderalimentatie wordt begrensd door de dwingendrechtelijke regel dat de kinderalimentatie tenminste moet voldoen aan de wettelijke maatstaven.  (meer…)

HR 1 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1689

Aan een niet-wijzigingsbeding voor de kinderalimentatie kán rechtsgevolg toekomen. Of aan zo’n beding rechtsgevolg toekomt, is afhankelijk van de inhoud daarvan. Een niet-wijzigingsbeding dat inhoudt of ertoe strekt dat een toename van de draagkracht van een onderhoudsplichtige of van de behoefte van het kind niet kan leiden tot een hogere kinderalimentatie, is nietig. Een niet-wijzigingsbeding dat inhoudt of ertoe strekt dat een afname van de draagkracht en een onderhoudsplichtige of van de behoefte van het kind niet kan leiden tot een lagere kinderalimentatie is in beginsel wél geldig.

Indien aan een niet-wijzigingsbeding rechtsgevolg toekomt, is daarop art. 6:216 BW in verbinding met art. 6:248 lid 2 BW en met art. 6:258 BW van toepassing. Aan analoge toepassing van art. 1:159 BW bestaat (dus) geen behoefte. (meer…)

HR 7 juli 2017 ECLI:NL:HR:2017:1273

Prejudiciële procedure. Hoge Raad geeft antwoord op vragen van Hof Den Haag. Kindgebonden budget dient buiten beschouwing te blijven bij vaststelling van behoefte aan partneralimentatie. Dat geldt ook indien de hoogte van het kindgebonden budget het aandeel van de alimentatiegerechtigde in de kosten van de kinderen overtreft. Kindgebonden budget behoort evenmin in aanmerking te worden genomen in kader van zgn. ‘jusvergelijking’. (meer…)

HR 20 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:921

Het oordeel van de rechter dat sprake was van samenwonen als waren zij gehuwd (art. 1:160 BW) is niet vatbaar voor wijziging op de voet van art. 1:401 BW. Met betrekking tot dit oordeel geldt dus niet de voor alimentatiezaken aanvaarde regel dat de rechter de zaak na vernietiging en verwijzing in volle omvang moet beoordelen met in achtneming van alle op dat moment bestaande omstandigheden (zoals in casu het gegeven dat de eerdere samenwoning inmiddels weer is beëindigd). Het uitzonderlijke en onherroepelijke karakter van de uit art. 1:160 BW voorvloeiende sanctie doet daaraan niet af. (meer…)

HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:154

Indien de onderhoudsplichtige in het kader van zijn verzoek om nihilstelling van de alimentatie niet voldoet aan de verplichting van art. 21 Rv, staat het de rechter vrij daaraan de gevolgtrekkingen te verbinden die hij geraden acht. Dat op de draagkracht van een onderhoudsplichtige in beginsel alle schulden van de onderhoudsplichtige van invloed zijn, doet hieraan niet af. (meer…)

Cassatieblog.nl