Selecteer een pagina

HR 23 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2171

De Hoge Raad legt de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor de Gemaksvoedingsindustrie uit, omdat dit recht is in de zin van art. 79 Wet RO. De werkingssfeer moet zo worden uitgelegd dat als vier vennootschappen deel uitmaken van een op elkaar afgestemde groep, per vennootschap moet worden bezien of de CAO toepasselijk is.

Feiten en procesverloop

Centraal staat in deze zaak een groep vennootschappen. Door de A-G zijn ze omschreven als Holding, Logistiek, Grootverbruik en Snacks. De holding publiceert een geconsolideerde jaarrekening, waarin onder meer ook de resultaten van de genoemde dochtermaatschappijen zijn verwerkt, en waarin de vennootschappen tezamen als ‘groep’ worden omschreven. Binnen één van de vennootschappen (“eiseres tot cassatie 2”) wordt gemaksvoeding geproduceerd. Deze vennootschap is lid van de Algemene Kokswaren en Snackproducenten Vereniging (AKSV), die partij is bij de CAO voor de Gemaksvoedingsindustrie. Bij de Holding (“eiseres tot cassatie 1”) zijn bijvoorbeeld diensten als Finance en HR ondergebracht.

De vraag is of in onderhavige zaak de cao voor de Gemaksvoedingsindustrie ook van toepassing is op de andere vennootschappen binnen de groep, die zich niet met de productie van gemaksvoeding bezighouden. De werkingssfeerbepaling van de cao luidt als volgt:

“1.1 Welke ondernemingen?

Deze CAO is van toepassing op ondernemingen in Nederland in de gemaksvoedingindustrie, inclusief de kokswaren- en snackindustrie. Dit zijn (onderdelen van) ondernemingen die etenswaren klaarmaken zoals omschreven in artikel 1.2.

De (onderdelen van) ondernemingen doen dit

• fabrieksmatig

• in groot- of kleinbedrijf en

• geheel of grotendeels. Dit betekent dat (het onderdeel van) de onderneming 50% of meer van de verloonde arbeid aan de productie of groothandel van deze etenswaren besteedt, of dat de omzet van deze etenswaren 50% of meer van de totale omzet bedraagt.

Ook op ondernemingen die etenswaren maken of samenstellen die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt, is deze CAO van toepassing.

1.2

Wat is gemaksvoeding?

[volgt omschrijving van verschillende producten, zoals kroketten, bitterballen enz.]

1.3

Een andere CAO?

“Als minder dan 50% van de verloonde arbeid wordt besteed aan de productie of groothandel van gemaksvoeding en er in (het onderdeel van) de onderneming geen andere CAO geldt, dan is deze CAO van toepassing.

(…)”

FNV vordert in deze procedure naleving van de CAO voor Gemaksvoedingindustrie door eiseres vanaf 1 juli 2007. Volgens FNV vormden de vier vennootschappen in de relevante periode één onderneming en voldeed die onderneming als geheel aan de omschrijving van die bepaling.

Het Hof oordeelde dat de vier vennootschappen kunnen worden aangemerkt als één onderneming gericht op de productie van en handel in gemaksvoeding. De werkzaamheden van de andere vennootschappen hebben een afhankelijk karakter ten opzichte van de productie van gemaksvoeding.

Cassatieberoep

Het hof heeft in zijn tussenarrest tussentijds cassatieberoep opengesteld. De vennootschappen hebben in hun cassatieberoep geklaagd tegen het oordeel dat de vier vennootschappen kunnen worden aangemerkt als één onderneming. De Hoge Raad kan de uitleg van de werkingssfeer van de CAO in cassatie vol toetsen. Omdat de cao algemeen verbindend is verklaard kan deze worden aangemerkt als recht in de zin van art. 79 RO (zoals de Hoge Raad al bepaalde in HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889), en is de uitleg hiervan dus een rechtsoordeel.

De Hoge Raad oordeelt dat uit de tekst en systematiek van de CAO blijkt dat ook als sprake is van samenwerking in een groep of concern door meerdere rechtspersonen, voor iedere rechtspersoon afzonderlijk dient te worden bezien of de cao van toepassing is. Anders zou de omschrijving van de werkingssfeerbepaling “(onderdelen van) ondernemingen” geen begrijpelijke betekenis hebben, nu dit juist betrekking heeft op het geval dat onderdelen van ondernemingen in verschillende rechtspersonen zijn ondergebracht. Ook strookt dit met art. 2.1. van de cao, waar een werkgever wordt omschreven als “een (natuurlijke of rechts-)persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst ‘’een of meer werknemers in dienst heeft in zijn onderneming”.

Conclusie A-G

A-G de Bock bereikte dezelfde conclusie, en had er daarbij onder meer op gewezen dat de werkingssfeerbepalingen naar objectieve maatstaven moeten worden uitgelegd, aan de hand van de zogenoemde CAO-norm. Ook besteedde zij aandacht aan de ratio van de werkingssfeerbepaling. Het hof had van belang geacht dat het in strijd met de ratio was als de feitelijke samenhang van de op elkaar afgestemde activiteiten binnen een groep of concern (en de toepasselijkheid van de cao die dat met zich brengt) kan worden doorbroken  door de activiteiten in verschillende vennootschappen onder te brengen. Zij bracht hiertegen in dat de beoordeling op concern- of groepsniveau juist ook kan betekenen dat de cao niet toepasselijk wordt ten aanzien van rechtspersonen die zich (vrijwel uitsluitend) met gemaksvoeding bezighouden, als deze werkzaamheden op groepsniveau maar een klein deel van het totaal zijn.

Cassatieblog.nl

Share This