Selecteer een pagina

Dossier: Huurrecht


HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:405

Artikel 6:215 BW ziet op een geval dat een gemengde overeenkomst niet in twee of meer van elkaar onafhankelijke overeenkomsten kan worden gesplitst. Voor zover bepalingen, geldend voor de onderscheiden soorten overeenkomsten niet met elkaar te verenigen zijn, dient door uitleg van de gemengde overeenkomst te worden beoordeeld welke bepalingen in het concrete geval dienen te prevaleren. In een voorkomend geval kan dit ertoe leiden dat bepalingen van dwingend recht buiten toepassing moeten worden gelaten. (meer…)

HR 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2821 (Flexabram/Iprem)

Bij uitleg aan de hand van de Haviltex-maatstaf komt het niet aan op de vraag wat partijen zouden zijn overeengekomen als zij rekening hadden gehouden met een hypothetische situatie (in casu doorverkoop van een huurpand met huurgarantie), maar op de vraag welke zin zij in de voorliggende situatie aan de overeengekomen bepaling mochten toekennen. (meer…)

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:726

De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over bijdrage door verhuurder verhuiskosten van huurder bij renovatie woonruimte (art. 7:220 BW) en geeft enkele richtlijnen ter beantwoording van de vraag wanneer de verhuurder een bijdrage in de verhuiskosten van de huurder verschuldigd is. (meer…)

De lijst van lopende zaken vermeldt weer zes nieuwe zaken waarin prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) de geldigheid van een beding dat verhaal van een bestuursrechtelijke boete mogelijk maakt, (2) de aansprakelijkheid voor dieren jegens medebezitters, (3) de proceskostenveroordeling na intrekking van een kort geding in een IE-kwestie, (4) de exhibitieplicht in IE-zaken en (5) de forfaitaire verhuiskostenvergoeding bij renovatie van huurwoningen. Verder (6) komt er een sequeel op de prejudiciële procedure over het telefoonabonnement met “gratis” toestel (vgl. CB 2014-133). (meer…)

HR 16 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3099 (Duinzigt / X)

Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over zgn. verbod op dubbele bemiddelingskosten ex art. 7:427 jo. 414 lid 4 BW. Indien een bemiddelingsbureau voor woonruimte een woning, die door een verhuurder wordt aangeboden, om niet op zijn website plaatst, is in beginsel sprake van een bemiddelingsovereenkomst tussen bemiddelingsbureau en verhuurder. Op die overeenkomst is de regeling van artikel 7:427 jo. 414 lid 4 BW van toepassing, zodat aan de consument-huurder in dat geval geen bemiddelingskosten in rekening mogen worden gebracht. (meer…)

HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2193

Een redelijke toepassing van art. 7:267 BW brengt mee dat de rechter de bevoegdheid heeft om, in verband met de omstandigheden van het geval, een verzoek ter verkrijging van medehuurderschap  toe te wijzen ook na de beëindiging van de duurzame gemeenschappelijke huishouding, mits dat verzoek zo spoedig na die beëindiging is gedaan als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kan worden gevergd. (meer…)

Cassatieblog.nl