Selecteer een pagina

Dossier: Personen- en familierecht


HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6506 en ECLI:NL:HR:2012:BU6508

De verjaringstermijn van de vernietigingsbevoegdheid van een echtgenoot op grond van artikel 1:88 jo. 1:89 BW gaat lopen vanaf het tijdstip dat deze met de gesloten overeenkomsten daadwerkelijk bekend is geworden. De omstandigheid dat betalingen plaatsvonden via een “en/of”-rekening kan de gevolgtrekking wettigen dat de echtgenoot met de ontvangst van het oudste bankafschrift waarop de betalingen staan vermeld, bekend was met de betrokken overeenkomst. Het staat de wederpartij ingevolge art. 151 lid 2 Rv echter vrij tegenbewijs te leveren. Staat eenmaal vast dat de vernietigingsbevoegdheid is verjaard, dan biedt voeging met een beroep op art. 3:51 lid 3 BW geen soelaas meer. (meer…)

HR 27 januari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BU3777

Het uitzonderingskarakter van art. 6:130 lid 1 BW brengt mee dat een beroep op verrekening jegens een cessionaris slechts kan worden aanvaard als de tegenvordering van de schuldenaar voldoende nauw samenhangt met de gecedeerde vordering. De enkele omstandigheid dat vordering en tegenvordering in hetzelfde document zijn geregeld, brengt niet noodzakelijk mee dat zij uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien. (meer…)

Per 1 januari 2012 kunnen beschikkingen van gerechtshoven in kinderontvoeringszaken door partijen niet meer ter toetsing aan de Hoge Raad worden voorgelegd. Een uitzondering vormen beschikkingen waarin het gerechtshof voor 1 januari 2012 een eindbeslissing heeft gegeven. (meer…)

HR 23 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU1709

Voor een wijziging van eerder overeengekomen (kinder)alimentatie wegens gewijzigde omstandigheden (art. 1:401 lid 1 BW) is noodzakelijk, maar ook voldoende dat deze alimentatie vanwege de wijziging in omstandigheden niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Het hof stelde in dit geval ten onrechte de eis dat de vrouw had moeten aantonen dat de alimentatie was aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. (meer…)

HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU2834

Als een kind beweerdelijk ongeoorloofd is overgebracht vanuit een verdragsluitende staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft naar een andere verdragsluitende staat, of in die andere staat wordt vastgehouden, kan een verzoek tot teruggeleiding, gebaseerd op het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV), slechts worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt. (meer…)

HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU6591

Vordering uit omzetting niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding in finaal verrekenbeding ex art. 1:141 BW ontstaat in beginsel op tijdstip van indiening verzoek tot echtscheiding en is vanaf dat moment opeisbaar in zin van art. 6:81 BW. Als huwelijkse voorwaarden een termijn bevatten voor nakoming van de periodieke verrekenplicht, treedt het verzuim terzake niet nakoming van de vordering ex art. 1:141 lid 1 BW op grond van art. 6:83 sub a BW aanstonds in. Tijdstip indiening verzoek tot echtscheiding is ook tijdstip waarop verjaringstermijn ex art. 3:313 BW gaat lopen. De Hoge Raad komt in zoverre terug van zijn uitspraak van 6 december 2002,  ECLI:NL:HR:2002:AE9241. (meer…)

Cassatieblog.nl