Selecteer een pagina

Dossier: Prejudiciële vragen Hoge Raad


Hoge Raad 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087

1. De aanhangigheid van het kort geding komt in beginsel te vervallen door een mededeling van de eiser aan de gedaagde, strekkende tot intrekking van het kort geding, tenzij gedaagde tijdig aan de eiser en de voorzieningenrechter mededeelt dat het geding desondanks doorgang dient te vinden omdat hij een beslissing omtrent de proceskosten verlangt. 2. Art. 1019h Rv is ook in (ingetrokken) kort gedingen in IE-zaken van toepassing. De kosten die gemaakt worden ter vaststelling van de proceskosten van het ingetrokken geding vallen echter niet onder het bereik van dit artikel. 3. Art. 9.1 van het Procesreglement kort gedingen is onverbindend. De Hoge Raad stelt een overgangsmaatregel in voor de periode van drie maanden na datum arrest. (meer…)

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:726

De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over bijdrage door verhuurder verhuiskosten van huurder bij renovatie woonruimte (art. 7:220 BW) en geeft enkele richtlijnen ter beantwoording van de vraag wanneer de verhuurder een bijdrage in de verhuiskosten van de huurder verschuldigd is. (meer…)

HvJ EU 7 april 2016, C-460/14, Massar/DAS) en HvJ EU 7 april 2016, C-5/15, Büyüktipi/Achmea c.s.

Het recht op vrije advocaatkeuze geldt ook voor (1) de ontslagprocedure ex art. 6 BBA en (2) de bezwaarprocedure tegen een indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). (meer…)

Het overzicht van lopende prejudiciële procedures bij de Hoge Raad vermeldt vier nieuwe zaken waarin ingevolge art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) de verhouding tussen ongerechtvaardigde verrijking en art. 37 lid 1 Fw, (2) de al dan niet aanwezige speciale rechtsgang voor rechtsbijstandverleners op grond van art. 38 lid 4 Wrb, (3) de staatsimmuniteit van executie en de presumptie van gebruik voor publieke doeleinden en (4) het griffierecht in een aanvraag van het faillissement van een vennootschap onder firma èn haar vennoten. (meer…)

HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236 (Lindorff/A)

(1) Art. 7:61 lid 2 BW en 7A:1576 lid 2 BW vereisen dat bij een telefoonabonnement inclusief toestel in de overeenkomst de door de consument te betalen koopprijs voor de mobiele telefoon afzonderlijk wordt bepaald. (2) De rechter dient ambtshalve te beoordelen of aan deze voorwaarde is voldaan, en kan zo nodig ook ambtshalve de overeenkomst vernietigen of oordelen dat deze geen rechtsgevolg heeft. (3) In geval van een nietige of vernietigde overeenkomst mag de consument in beginsel volstaan met teruggave van het toestel in de staat waarin dit zich op het moment van de teruggave bevindt, zonder een gebruiksvergoeding verschuldigd te zijn. (meer…)

HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:162 (X / Y en Delta Lloyd Schadeverzekeringen)

Antwoord op prejudiciële vragen. De regel uit het Hangmat-arrest geldt niet in de onderlinge verhouding tussen medebezitters van een dier (art. 6:179 BW), noch in de onderlinge verhouding tussen bedrijfsmatige medegebruikers van het dier (art. 6:181 BW). De benadeelde medebezitter resp. medegebruiker kan zich dus niet – ook niet voor een deel van de schade – uit hoofde van deze kwalitatieve aansprakelijkheidsgrondslagen tot zijn medebezitter(s) resp. medegebruiker(s) wenden.  (meer…)

Cassatieblog.nl