Selecteer een pagina

Dossier: Verbintenissenrecht


HR 12 oktober 2012,  ECLI:NL:HR:2012:BX5572

Indien opdrachtgever en opdrachtnemer van mening verschillen over de omvang van de opdracht, dient te worden vastgesteld wat partijen terzake zijn overeengekomen en strekt het Haviltex-criterium derhalve tot uitgangspunt. Onjuist is de aanpak van het hof, dat de omvang van de opdracht slechts heeft beredeneerd vanuit de vaststelling van hetgeen tussen partijen met betrekking tot de opdracht niet in geschil is. Voor de aan de overeenkomst te geven uitleg kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn. (meer…)

HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8307 (Tyco/Delata)

Een beroep op de onzekerheidsexceptie van art. 6:263 BW is ook mogelijk ter zake van een verplichting tot betaling van een factuur waarvan de betalingstermijn reeds is verstreken, als de debiteur gegronde vrees heeft voor niet-nakoming door de crediteur van zijn daartegenover staande verplichtingen. Ontbinding van de overeenkomst kan volgens art. 6:271 BW ook als gevolg hebben dat de debiteur over een reeds verstreken periode van zijn verbintenissen wordt bevrijd. (meer…)

HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6135

Het oordeel dat een in algemene voorwaarden voorkomend arbitraal beding onredelijk bezwarend en derhalve op grond van art. 6:233 BW vernietigbaar is, moet steunen op een specifieke motivering waarin zijn betrokken de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval. Het hof heeft ten onrechte zijn oordeel dat het onderhavige arbitraal beding onredelijk bezwarend is niet gebaseerd op de bijzondere omstandigheden van dit geval, maar op een algemene argumentatie die gelijkelijk geldt voor ieder arbitraal beding in algemene voorwaarden in een geval als het onderhavige. (meer…)

HR 13 juli 2012, LJN BW4989 (Delta Lloyd Bank/X)

Bij de beoordeling of sprake is van koop op afbetaling en huurkoop dient de rechter door de contractuele constructie heen te kijken. Dat brengt mee dat sprake kan zijn van huurkoop – zodat voor het aangaan daarvan op straffe van vernietigbaarheid schriftelijke toestemming van de echtgenoot is vereist – wanneer de deelnemer in een aandelenleaseproduct direct rechthebbende wordt van een giraal effectentegoed (en niet eerst na betaling van de koopprijs), maar daarover niet kan beschikken als gevolg van een ten behoeve van de bank op de aandelen gevestigd openbaar pandrecht. Dat een aandelenleaseovereenkomst de kenmerken heeft van geldlening, opdracht en/of effectenbemiddeling, staat er niet aan de weg dat tevens sprake kan zijn van koop op afbetaling. (meer…)

HR 13 juli 2012, LJN BW4986

Ingevolge art. 6:94 lid 1 BW kan een bedongen boete door de rechter op verzoek van de schuldenaar worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf noopt de rechter tot terughoudendheid. Er is geen grond om minder terughoudend te zijn in geval van koop en verkoop van een woning tussen particulieren.  (meer…)

HR 29 juni 2012, LJN BW1981 (Melfund/Wagram)

Indien de door gedaagde tegen een bepaalde uitleg van de overeenkomst aangevoerde verweren vooralsnog niet inhoudelijk zijn beoordeeld is de uitleg waartoe de rechter voorshands, uitgaande van de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de bewoordingen van de overeenkomst, is gekomen vatbaar voor tegenbewijs door de gedaagde. Aan diens aanbod tot tegenbewijs mogen in dat geval in beginsel geen bijzondere eisen worden gesteld.  (meer…)

Cassatieblog.nl