Selecteer een pagina

Gebruik handelsnaam in logo kan relevant zijn voor verwarringsvraag

LR-logoHR 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3477 (LMR advocaten/LR advocaten)

1. Bij beantwoording van de vraag of bij het publiek verwarring tussen ondernemingen is te duchten, moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Daarbij mag ook het gestelde handelsnaamgebruik door gebruik van een logo een rol spelen.
2. Ook onder art. 1019h Rv is kostencompensatie mogelijk wanneer partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk worden gesteld.
3. Een appellant moet ook in de kosten worden veroordeeld als de bestreden uitspraak, waarin zijn vordering of verzoek geheel is afgewezen, wordt bekrachtigd op andere gronden dan die waarop de eerste rechter de afwijzing heeft gegrond.
4. In een procedure op grond van art. 6 Hnw is art. 1019h Rv van toepassing als het verzoek is gegrond op art. 5 of 5a Hnw. Lees meer…

Geen nietigheid op grond van combinatie van de gronden uit art 3 lid 1 Merkenrichtlijn

HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3394 (Hauck / Stokke II)

Het hof na verwijzing moet alsnog onderzoeken of de Tripp Trapp-stoel een teken is dat geen merkenrechtelijke bescherming geniet op grond van de uitsluitingsgronden van art. 3, lid 1, sub e Merkenrichtlijn, hetzij op de ene grond, hetzij op de andere grond, hetzij volledig op elk van beide gronden. Lees meer…

Dwaling bij verhuur bedrijfspand: professionele verhuurder niet gehouden tot onderzoek bestemmingsplan

HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3424 (Inbev/Verweerder)

Van een mededelingsplicht in de zin van art. 6:228 lid 1 sub b BW zal in het algemeen slechts sprake zijn indien de wederpartij van de dwalende zelf van de juiste stand van zaken op de hoogte was. Een huurder van bedrijfsruimte mag in het algemeen niet ervan uitgaan dat met het oog op zijn belang door de professionele verhuurder is nagegaan of eventuele verbouwingsplannen verenigbaar zijn met het bestemmingsplan. Lees meer…

Beperking looptijd schade vanwege psychische predispositie ontoereikend gemotiveerd

HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3397

Bij beantwoording van de vraag of een persoonlijke predispositie aanleiding is voor een beperking van de omvang van de schadevergoedingsplicht (bijvoorbeeld door bekorting van de looptijd) komt het aan op een redelijke verwachting van de goede en de kwade kansen. Het hof heeft in dit geval de beperking van de looptijd tot 55-jarige leeftijd vanwege een psychische predispositie bij benadeelde ontoereikend gemotiveerd. Lees meer…

Wet Bopz: geen oproeping, beteugelen gevaar had prioriteit

HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3335

In geval van een verzoek om machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling heeft de rechtbank onder de specifieke omstandigheden van het geval kennelijk en niet onbegrijpelijk geen reële mogelijkheid gezien om betrokkene voorafgaand aan de behandeling van het verzoek een oproeping te doen toekomen en heeft zij de voorrang gegeven aan beteugeling van het gevaar. Dit getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Lees meer…

Beroep op hardheidsclausule bij toelating WSNP op ontoereikende gronden afgewezen

HR 20 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3338 

Het oordeel dat een beroep op de hardheidsclausule (art. 288 lid 3 Fw) niet slechts kan worden toegewezen als sprake is van een persoonlijke ontwikkeling in de sfeer van “echte gedragsaspecten” en dat een dergelijke ontwikkeling in dit geval niet aan de orde is getuigt ofwel van een onjuiste rechtsopvatting van art. 288 lid 3 Fw, ofwel is ontoereikend gemotiveerd. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden (staken van onderneming, werken in loondienst en inschakeling schuldhulpverlening) kunnen aanleiding zijn voor toepassing van de hardheidsclausule.  Lees meer…

Korte verjaringstermijn in geval van schikking in proces-verbaal

HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3423

De regels van de verjaring van rechtsvorderingen zijn tevens bepalend voor de verjaring van de met die rechtsvorderingen verbonden executoriale titels, met uitzondering van het bepaalde in art. 3:324 BW ten aanzien van de rechterlijke of arbitrale uitspraak. De omstandigheid dat de vordering is vastgelegd in het proces-verbaal van de comparitie brengt niet mee dat de twintigjarige verjaringstermijn van art. 3:324 BW geldt, nu de vastlegging van een schikking in een proces-verbaal niet kan worden aangemerkt als een rechterlijke uitspraak. Lees meer…

Uitzondering op beginsel dat onteigeningsdeskundigen na verwijzing opgeroepen moeten worden

HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3390, 3408, 3415, 3419 en 3421 (Provincie Zuid-Holland/Onteigenden)

In beginsel moeten de door de rechtbank benoemde deskundigen worden opgeroepen voor het pleidooi in het geding na verwijzing (zie art. 54t Onteigeningswet). Een uitzondering kan worden aanvaard als de verwijzingsrechter zich voldoende voorgelicht acht door het uitgebrachte advies. Voorwaarde is wel dat geen van beide partijen voorafgaand aan, of tijdens de pleitzitting gemotiveerd verzoekt de deskundigen alsnog op te roepen om een nadere toelichting te geven op hun advies. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl