Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: vervaltermijn


HR 5 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:188

(i) De termijn waarbinnen het verzoekschrift tot toekenning van een transitievergoeding moet worden ingediend, begint op de eerste dag na de laatste werkdag en loopt af aan het einde van de met die laatste werkdag overeenstemmende dag drie maanden later.
(ii) Voor toepassing van art. 7:673b lid 1 (oud) BW is niet vereist dat een (aan de transitievergoeding gelijkwaardige) voorziening is getroffen voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, noch dat deze pas na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt verstrekt of haar werking heeft. Voorts is de wijze waarop de werkgever de voorziening financiert, niet van belang.  (meer…)

HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2305

De werkgever kan in een door de werknemer geëntameerde procedure waarin deze om toekenning van een transitievergoeding verzoekt, zich op de Overbruggingsregeling transitievergoeding beroepen, ook al is de vervaltermijn van drie maanden van art. 7:686a lid 4, aanhef en onder b BW verstreken. Dit geldt ongeacht of de werkgever zijn beroep op de overbruggingsregeling doet als een verweer tegen het verzoek van de werknemer of in de vorm van een zelfstandig verzoek op de voet van art. 282 lid 4 Rv. (meer…)

HR 27 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1970

Art. 1:159 lid 2 BW moet aldus worden uitgelegd dat een niet-wijzigingsbeding in een echtscheidingsconvenant van rechtswege vervalt indien het echtscheidingsverzoek niet binnen drie maanden na het aangaan van dat convenant is ingediend. De rechter dient deze bepaling ambtshalve toe te passen. Niet van belang is (dus) of het beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. (meer…)

HR 22 juni 2012, LJN BW5695 (ABN AMRO/X)

Na een ontslag op staande voet kan een werknemer gedurende een half jaar de nietigheid van dat ontslag inroepen (art. 9 lid 3 BBA). Een beroep van een werkgever op deze vervaltermijn kan – hoewel daaraan in beginsel strikt de hand moet worden gehouden – onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Bij de honorering van een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid moet  de rechter grote terughoudendheid betrachten; nog meer dan bij de toepassing van art. 6:248 lid 2 BW in het algemeen al het geval is. (meer…)

Cassatieblog.nl