Selecteer een pagina

De cassatieprocedure

In civiele zaken is de Hoge Raad de hoogste rechter. Bij de Hoge Raad kan cassatieberoep worden ingesteld tegen de beslissing van een lagere rechter. Meestal gaat het om beroep tegen een uitspraak van een gerechtshof, maar dit kan in sommige gevallen ook een uitspraak van een rechtbank betreffen.

Toetsing in cassatie

De cassatieprocedure is er op gericht de rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming te bevorderen en te verzekeren. De procedure bij de Hoge Raad heeft een ander karakter dan de procedures in de lagere instanties. De zaak wordt door de Hoge Raad niet in zijn geheel opnieuw behandeld. De Hoge Raad is bij de beoordeling van het cassatieberoep gebonden aan de feiten zoals die door de lagere rechter zijn vastgesteld. De uitspraak van de lagere rechter kan alleen vernietigd worden wegens strijd met het recht en wegens onvoldoende of ondeugdelijke motivering.

Procesverloop

De cassatieprocedure wordt in vorderingszaken en verzoekzaken ingesteld met een procesinleiding.  De twee categorieën zaken kennen ieder een eigen procesverloop, dat er op hoofdlijnen als volgt uitziet.

Vorderingszaken – Procesinleiding

Sinds 1 maart 2017 wordt bij de Hoge Raad in vorderingszaken digitaal geprocedeerd, zie Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden. Dit betekent dat alle processtukken via het webportaal van de Hoge Raad worden ingediend. De procesinleidingprocedure begint met het indienen van een procesinleiding in het webportaal. Bij de procesinleiding worden gevoegd:

a. de uitspraak of uitspraken waartegen beroep in cassatie wordt ingesteld;
b. de uitspraak of uitspraken in eerste aanleg;
c .de aanbiedingsbrief, waarvan een model als bijlage aan het procesreglement is gehecht;
d.in voorkomend geval: een afschrift van het bewijs van toevoeging.

De procesinleiding dient direct de gronden van het beroep (de zogenaamde cassatiemiddelen) te bevatten. “Pro forma” cassatieberoep instellen, dus op nader aan te voeren gronden, is niet mogelijk. De verweerder kan vervolgens een conclusie van antwoord indienen en eventueel incidenteel cassatieberoep instellen. De conclusie van antwoord bevat nog geen inhoudelijke bespreking van de zaak. Die inhoudelijke bespreking volgt bij de schriftelijke toelichting, die beide partijen tegelijk nemen. Daarin zet ieder van de partijen uiteen waarom de uitspraak van het hof niet (eiser) of juist wel (verweerder) door de beugel kan. In een nota van re- of dupliek kunnen partijen over en weer op elkaars toelichting reageren.

Na deze stukkenwisseling is het partijdebat – behoudens eventuele bijzonderheden – afgerond en wordt het procesdossier overgedragen aan het Parket bij de Hoge Raad voor de zogenaamde Conclusie van de Procureur-Generaal: een onafhankelijk en rechtskundig advies aan de Hoge Raad over de afwikkeling van het betreffende cassatieberoep.

Borgersbrief

Is de conclusie P-G genomen, dan hebben partijen het recht daarop binnen veertien dagen te reageren. Deze reactie wordt ook wel de Borgersbrief genoemd, naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens waarin dat recht werd bevestigd (EHRM 30 oktober 1991, NJ 1992, 73 (Borgers/België). Na de conclusie en eventuele reacties daarop wijst de Hoge Raad arrest.

De procesinleidingsprocedure verloopt via de rol en is nader beschreven in het Rolreglement van de civiele kamer. De rolzitting vindt iedere vrijdag om 10 uur plaats. Bij de Hoge Raad wordt digitaal geprocedeerd. De Hoge Raad kent als enige rechterlijk college nog een mondelinge rolzitting. Op de rolzitting delen de cassatieadvocaten (in de praktijk: hun rolwaarnemers, meestal advocaat-stagiaires) aan de rolraadsheer mee welke proceshandelingen zij verrichten (bijvoorbeeld: het nemen van een schriftelijke toelichting of een re- of dupliek).

Verzoekprocedure -procesinleiding

De verzoekprocedure kent een compacter partijdebat. Sinds 1 april 2021 wordt er ook in verzoekzaken digitaal geprocedeerd, de processtukken worden via het webportaal van de Hoge Raad ingediend. De procesinleiding van de verzoekende partij dient naast de cassatiemiddelen direct óók de toelichting daarop bevatten. – Vervolgens krijgt de verwerende partij de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. In het verweerschrift wordt inhoudelijk op de cassatiemiddelen ingegaan. Stelt verweerder daarbij op zijn beurt incidenteel beroep in, dan mag verzoeker daarop nog reageren. Daarmee is het partijdebat afgerond. De zaak volgt verder hetzelfde traject als in de vorderingszaken: eerst neemt de Procureur-Generaal zijn conclusie, daarop mogen partijen nog binnen twee weken reageren, waarna de beschikking van de Hoge Raad volgt.
De verzoekprocedure verloopt via de rol en is nader beschreven in het Rolreglement van de civiele kamer.

Spoed

Zowel in vorderingszaken als verzoekzaken is een spoedbehandeling mogelijk: op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van een partij kan de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal en de wederpartij, de procedure in cassatie verkorten. In het geval waarin zo’n verzoek is gehonoreerd zal de procureur-generaal zo spoedig mogelijk concluderen en zal de Hoge Raad zo spoedig mogelijk uitspraak doen.

Prejudiciele vragen

Op 1 juli 2012 is de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in werking getreden. De wet creëert de mogelijkheid voor rechters in feitelijke instanties een rechtsvraag voor te leggen aan de civiele kamer van de Hoge Raad, in gevallen waarin de maatschappelijke behoefte aan een richtinggevende uitspraak van de Hoge Raad groot is, hetgeen tot (versnelde) rechtsvorming en tot meer (en eerdere) rechtszekerheid en rechtseenheid kan leiden. Het Reglement prejudiciële vragen van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden betreft de behandeling van zaken waarin op voet van art. 392 RV een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad is gesteld.

Cassatieblog.nl