Dossier: Personen- en familierecht


HR 27 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:1024

Een minderjarige vreemdeling van zeven jaar of ouder verkrijgt het Nederlanderschap door erkenning door een Nederlander die zijn biologische ouderschap bij of binnen de termijn van één jaar na de erkenning aantoont door DNA-onderzoek. De rechter moet onderzoeken, zo nodig ambtshalve, of het DNA-bewijs voldoet aan de vereisten die volgen uit art. 4 lid 4 en lid 6 RWN. Dat geldt ook als het ouderschap al in het buitenland waar de erkenning heeft plaatsgevonden, is vastgesteld door DNA-onderzoek. (meer…)

HR 9 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:723 

Er bestaat geen wettelijke grondslag voor het verstrekken door de gerechten van inzage in of afschrift van stukken uit het dossier van een afgesloten civiele familie- en jeugdprocedure. Dit is slechts anders voor zover het gaat om het verstrekken van afschriften van vonnissen, arresten en beschikkingen (art. 29 lid 2 Rv) en om het verstrekken van inzage in en informatie over de door gerechten verwerkte persoonsgegevens (art. 15 AVG). Wel rust op de Staat ingevolge art. 8 EVRM een positieve verplichting om te voorzien in een effectieve en toegankelijke procedure waarmee de betrokkene ten aanzien van wie in het verleden kinderbeschermingsmaatregelen zijn getroffen, toegang kan verkrijgen tot alle relevante en passende informatie met betrekking tot die maatregelen om zijn kindertijd en vroege ontwikkeling te kennen en te begrijpen. Art. 7.3.10 Jeugdwet voorziet in beginsel in een dergelijke procedure, maar het is niet zeker dat de betrokkene langs die weg steeds alle relevante en passende informatie zal kunnen krijgen. Het gaat evenwel de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om te voorzien in een algemene oplossing voor dit mogelijke rechtstekort. (meer…)

HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1802

Een verzoek tot het geven van een verklaring voor recht op de voet van art. 1:26 BW dat een buitenlandse adoptiebeslissing aan de voorwaarden voor erkenning voldoet, kan ertoe leiden dat van rechtswege de Nederlandse nationaliteit wordt verkregen. De Staat moet in een dergelijke procedure als belanghebbende worden aangemerkt en kan dus hoger beroep instellen tegen een op de voet van art. 1:26 BW gegeven beslissing van de rechtbank. (meer…)

HR 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1667

De afwijzing van een verzoek om als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv te worden aangemerkt is een einduitspraak, waarvan hoger beroep of beroep in cassatie openstaat. Daaraan doet niet af dat in deze zaak de beslissing van de rechtbank niet de vorm van een beschikking had, noch dat de rechter die beslissing niet heeft ondertekend. (meer…)

HR 8 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1594

Voor het bepalen of de rechter rechtsmacht heeft op grond van art. 7 lid 1 Brussel II-ter (voorheen art. 8 lid 1 Brussel II-bis) is van belang de woonplaats van het kind op het tijdstip dat het stuk waarmee het geding wordt ingeleid bij het gerecht wordt ingediend. Dit inleidende stuk is het stuk waarvan de betekening of mededeling de verweerder in staat stelt zijn rechten te doen gelden voordat de rechter een uitvoerbare beslissing geeft. Daarvan was in dit geval pas sprake toen de vader, voor het eerst in zijn verzoekschrift in hoger beroep, verzocht om de moeder te veroordelen om met de minderjarige terug te verhuizen naar Nederland. (meer…)

HR 8 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1596 (moeder/man)

Als een vordering of verzoek is afgewezen en deze afwijzing berust op een voor de gedaagde of verweerder nadelige beslissing over de rechtsbetrekking in geschil, krijgt die beslissing bij het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak gezag van gewijsde als bedoeld in art. 236 lid 1 Rv. (meer…)

Cassatieblog.nl