Selecteer een pagina

Dossier: Caribisch recht (Aruba, Curaçao en Sint Maarten, BES)


HR 1 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1146 (Sint Maarten Ports Development/Harbour Side Properties & Ballerina)

Wanneer een rechter een bewijsvermoeden aanneemt, kan hij daarvan later terugkomen omdat voldoende tegenbewijs geleverd is. Dat staat er niet aan in de weg dat hij uiteindelijk alsnog oordeelt dat het benodigde bewijs geleverd is. Het ging immers slechts om een vermoeden, dat door tegenbewijs ‘ontzenuwd’ werd. Maar wanneer dat tegenbewijs relevant, specifiek en voldoende onderbouwd is, moet de rechter dat kenbaar betrekken bij zijn uiteindelijke oordeel dat het benodigde bewijs tóch geleverd is. Dat oordeelt de Hoge Raad in dit arrest. (meer…)

HR 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1057

Slagende rechts- en motiveringsklachten tegen oordeel van het hof dat veilingkoper gehouden is om uit timeshare-overeenkomsten voortvloeiende gebruiksrechten te eerbiedigen en in dat verband uitgesproken gebod. Tevens ten onrechte geen rekening gehouden met feiten en omstandigheden van ná eerdere vernietiging door de Hoge Raad (meer…)

HR 23 december 2022  ECLI:NL:HR:2022:1940

Het oordeel van het hof dat de grieven aangaande opschorting samenhangen met de grieven aangaande dwaling, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het beroep op opschorting en het beroep op dwaling steunen namelijk op dezelfde feitelijke omstandigheid. (meer…)

HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1984

Bestuursdwang dient te worden voorafgegaan door een schriftelijke aanzegging van bestuursdwang of last tot bestuursdwang. Een fictieve weigering van bezwaarschrift komt geen formele rechtskracht toe, maar dat betekent niet dat het besluit waartegen het bezwaar zich richtte, ter toetsing aan de burgerlijke rechter kan worden voorgelegd. (meer…)

HR 11 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:860

Deze zaak gaat (mede) over de vraag in hoeverre de rechter op grond van art. 6:103 BW Curaçao (dat gelijk is aan het Nederlandse art. 6:103 BW) bevoegd is om in hoger beroep een andere vorm van schadevergoeding toe te wijzen dan in eerste aanleg is toegewezen. (meer…)

HR 12 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:230

Wanneer een Curaçaose rechter internationaal bevoegd is te oordelen over een van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden, dan is hij óók bevoegd ten aanzien van de overige gedaagden, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Dit volgt uit artikel 103 Rv Curaçao. Nu de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn, dient een rechter deze bepaling ambtshalve toe te passen. (meer…)

Cassatieblog.nl