Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: executoriaal derdenbeslag


HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:583

(i) De betwistingsprocedure van art. 477a lid 2 Rv strekt tot vaststelling welke vorderingen en zaken door het derdenbeslag zijn getroffen, en of de verplichte verklaring van de derde daarover (art. 476a lid 1 Rv) juist is. Niet van belang is of de derde voorafgaand aan de betwistingsprocedure wist of behoorde te weten dat zijn verklaring over de beslagen vorderingen en zaken onjuist was.

(ii) Een rechtsverhouding tussen derde-beslagene en geëxecuteerde is niet vereist voor een executoriaal derdenbeslag.  (meer…)

HR 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2455

De schuldenaar kan gedurende het verzuim van zijn schuldeiser geen dwangsommen verbeuren. Het oordeel dat zodanige situatie zich voordoet, is aan de executierechter. Dat oordeel valt buiten de reikwijdte van art. 611d Rv en de exclusieve bevoegdheid van de dwangsomrechter, nu het dan niet gaat om een (op onmogelijkheid gebaseerde) opheffing of vermindering van de dwangsom als in die bepaling bedoeld, maar om de daaraan voorafgaande vraag of de schuldeiser de veroordeling waaraan de dwangsom is verbonden (in de relevante periode) mocht executeren. (meer…)

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2222

Indien een op grond van art. 3:324 BW lopende verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke of arbitrale uitspraak wordt gestuit op een van de wijzen voorzien in art. 3:325 lid 2 BW, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen die in beginsel gelijk is aan de oorspronkelijke termijn, doch niet langer dan vijf jaren. Executoriaal derdenbeslag kan niet op een lijn worden gesteld met stuiting van een rechtsvordering door het instellen van een eis als bedoeld in art. 3:316 lid 1 BW, welke stuiting voortduurt tot – kort gezegd – het tijdstip waarop die eis definitief wordt toegewezen. (meer…)

Cassatieblog.nl