HR 27 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1330
Ook in de procedure na cassatie en verwijzing bestaat in beginsel recht op een mondelinge behandeling. (meer…)
Dossier: Proces- en beslagrecht
HR 27 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1330
Ook in de procedure na cassatie en verwijzing bestaat in beginsel recht op een mondelinge behandeling. (meer…)
Hoge Raad 4 oktober 2024 ECLI:NL:HR:2024:1355
Hoge Raad 4 oktober 2024 ECLI:NL:HR:2024:1366
Als je iets op internet bestelt, dan moet de ‘bestelknop’ duidelijk maken dat je daarvoor moet betalen. Is dit onvoldoende duidelijk, dan kan dit voor handelaars tot aanzienlijke financiële risico’s leiden. Dat blijkt uit de twee prejudiciële beslissingen die Ruben de Graaff bespreekt.
HR 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1372
De vraag is of een werkneemster op grond van de AVG een inzagerecht heeft in een adviesaanvraag (en het antwoord daarop van de Raad voor de Rechtspraak) omtrent haar functioneren in haar personeelsdossier. Dit naar aanleiding van een vervolgens met de rechtbank, na mediation, overeengekomen vaststellingsovereenkomst. De Hoge Raad beslist dat de AVG daar niet toe verplicht.
De sectie cassatie van Pels Rijcken lanceert Kennisclips Hoger Beroep, een serie van zeventien korte video’s over het civiele hoger beroep. Deze nieuwe videoserie stelt Pels Rijcken publiekelijk beschikbaar voor iedereen die meer wil weten over het hoger beroep.
Hoge Raad 27 september 2024 ECLI:NL:HR:2024:1311
Het is vaste rechtspraak dat het instellen van een vordering in een collectieve actie ook de verjaring stuit van de individuele vorderingen van degenen wier belangen met de collectieve actie worden behartigd (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:766). In dit arrest maakt de Hoge Raad duidelijk welke verjaringstermijn geldt, als zo’n individuele vordering wordt ingesteld na afloop van de collectieve procedure. Hidde Volberda bespreekt het arrest.
Cassatievlog #106 is ook in podcast vorm beschikbaar. Beluister de podcast via uw favoriete podcastkanaal.
HR 30 augustus 2024, ECLI:NL:HR:2024:1103
Wanneer een veroordeelde wel bekend is geworden met het verstekvonnis, maar niet ook met de (eerdere) tenuitvoerlegging daarvan, kan hij (ten onrechte) denken dat de verzettermijn vanaf de bekendwording gaat lopen. In zo’n geval brengt art. 6 EVRM mee dat een nadere verzettermijn van vier weken vanaf de bekendwording moet worden gegund. (meer…)