Toepasselijk recht op de goederenrechtelijke gevolgen van verkrijging door middellijke vertegenwoordiging
HR 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2118
De beantwoording van de vraag naar de gevolgen van de hoedanigheid waarin een middellijk vertegenwoordiger roerende zaken in het buitenland heeft verkregen voor de eigendomsverkrijging van die zaken, dient ingevolge art. 10:127 lid 5 jo. lid 4 BW te geschieden aan de hand van het recht van de staat op welks grondgebied die roerende zaken zich bevonden op het tijdstip van de op eigendomsoverdracht gerichte rechtshandeling. Daarbij is niet van belang door welk recht de koopovereenkomst met betrekking tot die roerende zaken wordt beheerst of welk recht van toepassing is op de verbintenissen tussen de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde. (meer…)
Bewijsaanbod in hoger beroep door verwijzing naar stellingen eerste aanleg
HR 9 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2047
Indien in hoger beroep een bewijsaanbod wordt gedaan in de vorm van een verwijzing naar het in eerste aanleg gestelde, kan de omstandigheid dat dit bewijsaanbod op zichzelf gelezen niet van een nadere toelichting is voorzien, niet tot de conclusie leiden dat het bewijsaanbod om die reden dient te worden gepasseerd. Van belang is of de in eerste aanleg op het bewijsaanbod gegeven toelichting, waarnaar in hoger beroep wordt verwezen, voldoende is. (meer…)
Effectenlease: volledige schadevergoeding bij beleggingsadvies door tussenpersoon zonder vergunning
HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015
(1) Op grond van art. 7 lid 1 Wte 1995 dient de cliëntenremisier die zich niet beperkt tot het aanbrengen van een potentiële belegger bij een beleggings- of effecteninstelling, maar hem tevens beleggingsadvies geeft, over een vergunning te beschikken. (2) De eigen schuldregel voor effectenlease (1 staat tot 2) lijdt uitzondering en de vergoedingsplicht van de aanbieder blijft geheel in stand, indien de cliëntenremisier zonder vergunning tevens beleggingsadvies heeft verstrekt en de aanbieder dit weet of behoort te weten. Dit geldt ook indien de mogelijke financiële gevolgen geen onaanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden. (meer…)
Beëindiging ouderlijk gezag na ots en uithuisplaatsing, aanvaardbaar te achten termijn, art. 81 RO
HR 9 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2046
Dit – met art. 81 RO verworpen – cassatieberoep is de eerste cassatieprocedure over de “aanvaardbaar te achten termijn” in art. 1:266, eerste lid, aanhef en onder a, BW, zoals dit artikel per 1 januari 2015 (inwerkingtreding van de Wet tot herziening van de maatregelen van kinderbescherming) luidt. Centraal staat de vraag hoe die termijn moet worden beoordeeld. In deze bijdrage wordt gewezen op twee belangwekkende elementen uit de conclusie van Advocaat-Generaal Keus. (meer…)
Rechtsbijstand door raadsman bij politieverhoor
HR 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2068 (NVSA c.s. / Staat der Nederlanden ; de Raad voor rechtsbijstand)
Beantwoording prejudiciële vragen. 1. In zijn algemeenheid kan niet worden gezegd dat de in de Beleidsbrief OM vervatte regeling strijdig is met het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2015. 2. Noch uit art. 5 EVRM, noch uit enige andere geldende rechtsregel vloeit voort dat een raadsman die tijdens het politieverhoor rechtsbijstand verleent aan een verdachte, in staat moet worden gesteld tijdens een verhoor vragen te stellen of opmerkingen te maken of de verdachte ten aanzien van specifieke vragen te adviseren zich al dan niet op zijn zwijgrecht te beroepen, zolang beperkingen dienaangaande niet zodanig zijn dat het recht op rechtsbijstand tijdens het verhoor illusoir is. (meer…)
Recente berichten
- Cassatievlog #109 | Wanneer moet een zorgverzekeraar zorg in het buitenland vergoeden?
- Recht op mondelinge behandeling na cassatie en verwijzing
- Cassatievlog #108 | Prejudiciële vragen over ‘bestelknop’
- Inzagerecht op grond van de AVG in eigen personeelsdossier
- Videoserie hoger beroep van cassatieteam Pels Rijcken
- Cassatievlog #107 | Verjaringstermijn vorderingen aansluitend op collectieve actie
- Hoofdelijke aansprakelijkheid en verjaring bij geldlening echtgenoot
- Nadere verzettermijn en art. 6 EVRM
Dossiers
- Aanbestedingsrecht (12)
- Aansprakelijkheid en schadevergoeding (323)
- Arbeidsrecht (220)
- Bijzondere overeenkomsten (47)
- Caribisch recht (Aruba, Curaçao en Sint Maarten, BES) (66)
- Erfrecht (36)
- Europees recht (85)
- Financieel recht (51)
- Goederenrecht (90)
- Grondrechten en mensenrechten (63)
- Hoge Raad Algemeen (59)
- Huurrecht (75)
- Huwelijksvermogensrecht (68)
- Insolventierecht (197)
- Intellectuele-eigendomsrecht (114)
- Internationaal privaatrecht (79)
- Internationaal publiekrecht (25)
- Kooprecht (14)
- Mededingingsrecht (20)
- Ondernemingsrecht (102)
- Onteigeningsrecht (71)
- Overheidsrecht (176)
- Pensioenrecht (22)
- Personen- en familierecht (205)
- Prejudiciële uitspraken HvJEU (25)
- Prejudiciële vragen Hoge Raad (132)
- Privacy -AVG (4)
- Proces- en beslagrecht (831)
- Strafrecht (5)
- Verbintenissenrecht (288)
- Vermogensrecht algemeen (83)
- Vervoersrecht (26)
- Verzekeringsrecht (74)
- Wetgeving cassatierechtspraak (13)
- Wvggz – Wzd (Wet Bopz oud) (116)