Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: toepasselijk recht


Hoge Raad 2 december 2022 ECLI:NLHR:2022:1804 (Hoch Capital / Verweerster)

In dit vlog bespreekt Gijsbrecht Nieuwland de eerste uitspraak van de Hoge Raad over het Europees bankbeslag. In deze uitspraak gaat het over de procedure tot intrekking van een bevel voor het leggen van een conservatoir bankbeslag. Centraal staat de vraag of ex tunc dan wel ex nunc moet worden getoetst of voldaan is aan de eisen voor verlening van zo’n bevel.

 

HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:958

Het hof heeft verzuimd om voldoende kenbaar in zijn beoordeling te betrekken enkele van de factoren en omstandigheden waaraan bij de toepassing van de uitzonderingsbepaling van art. 8 lid 4 Rome I-verordening belangrijke betekenis toekomt en waarmee de rechter rekening moet houden.  (meer…)

HR 23 november 2018 ECLI:NL:HR:2018:2165

(i) De rechter dient bij de vaststelling van het gewoonlijke werkland “met name” te onderzoeken in welk land zich de plaats bevindt van waaruit de werknemer zijn transportopdrachten verricht, instructies voor zijn opdrachten ontvangt en zijn werk organiseert, alsmede de plaats waar zich de arbeidsinstrumenten bevinden. Die opsomming is niet limitatief, want de rechter moet met alle elementen die de werkzaamheid van de werknemer kenmerken rekening houden.
(ii) Bij de vaststelling van de uitzondering, het land waarmee de arbeidsovereenkomst een kennelijk nauwere band heeft, komt belangrijke betekenis toe aan in welk land de werknemer belastingen en heffingen betaalt, waar hij is aangesloten bij sociale zekerheidsregelingen en aan criteria betreffende het salaris en andere arbeidsvoorwaarden. Bij dat oordeel geldt dat de rechter moet motiveren waarom uit het geheel der omstandigheden blijkt van een kennelijk nauwere band met dat andere land die rechtvaardigt dat een uitzondering wordt gemaakt op het uitgangspunt van toepasselijkheid van het recht van het gewoonlijke werkland. (meer…)

HR 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2118

De beantwoording van de vraag naar de gevolgen van de hoedanigheid waarin een middellijk vertegenwoordiger roerende zaken in het buitenland heeft verkregen voor de eigendomsverkrijging van die zaken, dient ingevolge art. 10:127 lid 5 jo. lid 4 BW te geschieden aan de hand van het recht van de staat op welks grondgebied die roerende zaken zich bevonden op het tijdstip van de op eigendomsoverdracht gerichte rechtshandeling. Daarbij is niet van belang door welk recht de koopovereenkomst met betrekking tot die roerende zaken wordt beheerst of welk recht van toepassing is op de verbintenissen tussen de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde. (meer…)

HR 3 juni 2016 – ECLI:NL:HR:2016:1054 (journalist / Dahabshiil Transfer Services Ltd.)

In een geval van (gestelde) onrechtmatige internetpublicaties kan “land waar de schade zich voordoet” (art. 4 lid 1 Rome-II) worden uitgelegd als het land waar het centrum van de belangen van het slachtoffer (als bedoeld in de jurisprudentie van het HvJEU inzake de EEX-Vo.) zich bevindt. (meer…)

Cassatieblog.nl