

Benoemingen advocaten-generaal bij de Hoge Raad
De Ministerraad heeft op 24 maart 2025 ingestemd met de benoeming van twee nieuwe advocaten-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden. Lees meer…

Geen sprake van herstelexploot bij tijdige, maar later ingetrokken appeldagvaarding
HR 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:318 (huurder/De Goede Woning)
Het hof heeft vastgesteld dat de appeldagvaarding tijdig bij het hof is ingediend. Op een dergelijk geval ziet art. 125 lid 5 Rv niet. Lees meer…

Cassatievlog #127 | Verbeurd aandeel in gemeenschapsgoed gaat van rechtswege over
Hoge Raad 21 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:420
Een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten (art. 3:194 lid 2 BW). Is voor die verbeurte een verdeling of een leveringshandeling nodig? Wat is precies beoogd met deze verstrekkende bepaling? In een zaak tussen twee broers, van wie de een bijna € 950.000 uit het vermogen van vader wegnam, komt het aan de orde. Giel Wind bespreekt het oordeel van de Hoge Raad.

Enkele perikelen bij het aanhaken bij een eerder ingestelde collectieve vordering
HR 14 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:388
(i) Van dezelfde gebeurtenis(sen) en gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen (art. 1018d lid 1 Rv) kan ook sprake zijn bij een collectieve vordering die deels tegen andere rechtspersonen is gericht of wordt ingesteld ten behoeve van een (gedeeltelijk) andere achterban dan de eerdere collectieve vordering.
(ii) De termijnverlenging in art. 1018d lid 2 Rv geldt alleen voor de rechtspersoon die om die verlenging heeft verzocht en heeft dus geen algemene werking.
(iii) Een mede-eiser die zich wat betreft de ontvankelijkheid van eiser schaart bij de wederpartij is geen wederpartij wat betreft de kostenveroordeling.

Cassatievlog #126 | Termijnverlenging WAMCA-procedure heeft geen algemene werking
Hoge Raad 14 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:388
Een collectieve vordering die deels tegen andere rechtspersonen is gericht of wordt ingesteld ten behoeve van een (gedeeltelijk) andere achterban dan de eerdere collectieve vordering, kan zien op ‘dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen’ en ‘gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen’ ex art. 1018d lid 1 Rv. Een beslissing op een verlengingsverzoek zal zijn toegesneden op de situatie van de rechtspersoon die om verlenging heeft verzocht. Aangenomen moet worden dat een verlenging naar de bedoeling van de wetgever uitsluitend voor deze rechtspersoon geldt en dus geen algemene werking heeft. Jellis Jansen bespreekt de uitspraak in drie minuten.

Wanneer moet een niet-geregistreerd geneesmiddel worden vergoed?
HR 22 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1720
(i) Om een geneesmiddel aan te kunnen merken als rationele farmacotherapie in de zin van art. 2.8 lid 1, achter b, Besluit zorgverzekering moet het geneesmiddel het meest economisch zijn voor de zorgverzekering onderscheidenlijk de patiënt. Daarvoor komt het erop aan of een voldoende gelijkwaardig alternatief beschikbaar is dat goedkoper is. Dit moet worden beoordeeld op indicatieniveau en niet op het niveau van een individuele patiënt;
(ii) Bij de rechterlijke beoordeling of sprake is van bereiding op kleine schaal in de zin van art. 40 lid 3, onder a, Geneesmiddelenwet bestaat geen grond voor een terughoudende toetsing.

Cassatievlog #125 | Natrekking, maar geen verrijking
Hoge Raad 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:322
Onbillijkheden als gevolg van natrekking kunnen worden gecompenseerd door onder meer een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking. De wetsgeschiedenis houdt in dat een verrijking in geval van natrekking in beginsel ongerechtvaardigd is. Dit wil echter niet zeggen dat bij natrekking in beginsel sprake is van een verrijking. De hoofdregel is, ook bij natrekking, dat de partij die zich op ongerechtvaardigde verrijking beroept, moet stellen en zo nodig bewijzen dat de natrekking tot verrijking heeft geleid. Jerre de Jong bespreekt de uitspraak.

De positie van een dynamisch incorporatiebeding bij een overgang van onderneming
HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1068
Dit arrest gaat over de positie van een zogeheten dynamisch incorporatiebeding bij een overgang van onderneming. Een dergelijk beding ‘incorporeert’ niet alleen de ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst geldende cao (‘statisch’), maar verklaart ook de nadien overeengekomen cao’s toepasselijk (‘dynamisch’). Kunnen werknemers zich na een overgang van onderneming op dit beding beroepen?

Ongerechtvaardigde verrijking door natrekking
HR 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:322
Deze zaak heeft betrekking op een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking in de zin van art. 6:212 BW.

Geen verplichting om anticonceptie gratis te maken; vereisten collectieve actie in hoger beroep en cassatie
HR 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:321
(i) De Staat is niet verplicht om anticonceptie kosteloos te maken voor vrouwen ouder dan 18 jaar.
(ii) De gegevens die bij een collectieve actie ex art. 3:305a BW op grond van art. 1018c Rv in de dagvaarding moeten worden opgenomen, hoeven niet ook te worden opgenomen in de appeldagvaarding of de procesinleiding in cassatie. Ook hoeven deze processtukken niet te worden aangetekend in het centraal register.