HR 17 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1569

Tegen een beslissing van de rechter dat een beroep op bedrog in strijd is met de eisen van een goede procesorde als bedoeld in art. 130 lid 1 Rv, staat geen rechtsmiddel open.

Achtergrond conflict tussen Yukos en de Russische Federatie

In een eerder cassatieblog, dat zag op een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen in deze zaak, schetsten wij de achtergrond van het conflict tussen Yukos, haar voormalige aandeelhouders en de Russische Federatie. Dit cassatieblog lees je hier.

Kort samengevat, eist de Russische Federatie in deze procedure dat de Nederlandse overheidsrechter enkele arbitrale vonnissen vernietigt, waarin de Russische Federatie is veroordeeld tot betaling van USD 50 miljard aan schadevergoeding aan voormalige aandeelhouders van Yukos. De rechtbank gaf de Russische Federatie gelijk (ECLI:NL:RBDHA:2016:4229). Het hof oordeelde anders (ECLI:NL:GHDHA:2018:2476 en ECLI:NL:GHDHA:2020:234). Volgens het hof waren de arbitrale vonnissen geldig en moest de Russische Federatie schadevergoeding betalen.

Tegen de beslissing van het hof stelde de Russische Federatie cassatieberoep in bij de Hoge Raad. Aanvankelijk verwierp de Hoge Raad het verzoek van de Russische Federatie om de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen – die na de uitspraak van het hof weer zijn herleefd – op de voet van art.1066 Rv (oud) te schorsen totdat definitief is beslist over de geldigheid daarvan (zie CB 2020-148; n.b.: hyperlinks naar vorige versies van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering doen het ten tijde van schrijven van dit blog niet).

Daarna heeft de Hoge Raad de arresten van het hof Den Haag, over de geldigheid van de arbitrale vonnissen, vernietigd (zie CB 2021-104). Het hof had miskend dat stellingen over gepleegd bedrog in de arbitrage niet alleen naar voren kunnen worden gebracht in een herroepingsprocedure, maar ook in een vernietigingsprocedure zoals de onderhavige.

De Hoge Raad verwees de zaak daarom naar het hof Amsterdam. Na verwijzing had het hof Amsterdam slechts te beslissen of de arbitrale vonnissen moeten worden vernietigd vanwege door HVY in de arbitrageprocedure gepleegd bedrog.

Bij arrest van 20 februari 2024 heeft het hof Amsterdam geoordeeld, kort gezegd, dat de Russische Federatie een ontijdig beroep op bedrog heeft gedaan en dat daarom de arbitrale vonnissen niet vanwege bedrog behoren te worden vernietigd. Het hof is vervolgens ten overvloede ingegaan op de vraag of de arbitrale vonnissen zouden moeten worden vernietigd indien de Russische Federatie wel tijdig een beroep op bedrog had gedaan. Het hof heeft geoordeeld dat dit niet het geval is en de vorderingen van de Russische Federatie afgewezen.

Daartegen heeft de Russische Federatie cassatieberoep ingesteld.

Geen rechtsmiddel tegen beslissing op grond van art. 130 Rv

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de Russische Federatie. De Hoge Raad overweegt dat het hof – conform het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad in 2021 (zie CB 2021-104) – heeft beoordeeld of het beroep op bedrog in strijd is met de eisen van een goede procesorde als bedoeld in art. 130 lid 1 Rv. Tegen een beslissing van de rechter op grond van art. 130 lid 1 Rv staat geen rechtsmiddel open (art. 130 lid 2 Rv). Hierop stuiten de klachten af, aldus de Hoge Raad. Ook de overige klachten falen.

Deze verwerping is conform de conclusie van A-G Vlas.

Share This

Cassatieblog.nl