Alle berichten van: Jellis Jansen


HR 16 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:761

De korte verjaringstermijn van art. 3:309 BW begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot terugbetaling in te stellen. De korte verjaringstermijn van art. 3:309 BW kan echter niet eerder een aanvang nemen dan op de dag na die waarop de vordering uit onverschuldigde betaling is ontstaan. Dit geldt ook indien voordien reeds aan de benadeelde bekend is dat de vordering uit onverschuldigde betaling zal ontstaan en wie de ontvanger van de onverschuldigde betaling zal zijn.
Een vordering uit onverschuldigde betaling ontstaat op het moment dat een betaling zonder rechtsgrond wordt verricht. Indien periodieke betalingen zonder rechtsgrond worden verricht, ontstaat telkens op het moment van de betaling een afzonderlijke vordering uit onverschuldigde betaling. (meer…)

HR 25 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:662

Bij onenigheid tussen de vereffenaars kan de kantonrechter de werkzaamheden en bevoegdheden van de vereffenaars anders verdelen. Het is niet zo dat de kantonrechter dat slechts in een afzonderlijke, daartoe strekkende procedure kan doen.

Uit de wet volgt niet dat een verzoek tot opheffing van de vereffening pas toewijsbaar is nadat is voldaan aan de verplichting om een boedelbeschrijving op te maken. Als wel een boedelbeschrijving is opgemaakt, maar dat niet door de vereffenaars samen is gedaan, kan aan die boedelbeschrijving toch betekenis toekomen bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van het verzoek tot opheffing van de vereffening. (meer…)

HR 11 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:560

De rechtsgang bij de bestuursrechter kan niet in voldoende mate voorzien in vorderingen die erop zijn gericht dat met het intrekken van een beroep de bestuursrechtelijke procedure op korte termijn eindigt. GEM c.s. is daarom ontvankelijk in haar vordering. (meer…)

HR 4 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:511

Cassatie in belang der wet. De kantonrechter is bevoegd om te oordelen over een aanspraak op de voet van  art. 4:29 en 4:30 BW, tot veroordeling van erfgenamen (of overige rechthebbenden) tot het verlenen van medewerking aan de vestiging van een vruchtgebruik op de woning en de inboedel respectievelijk op andere goederen van de nalatenschap ten behoeve van de echtgenoot van de erflater. Het gaat om een verzoekschriftprocedure. (meer…)

HR 21 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:420

Een op grond van art. 3:194 lid 2 BW verbeurd aandeel in een verzwegen, zoekgemaakt, of verborgen gemeenschappelijk goed gaat van rechtswege over op de overige deelgenoten zonder dat daarvoor een leveringshandeling nodig is. Dit is een in de wet aangegeven wijze van rechtsverkrijging als bedoeld in art. 3:80 lid 3 BW. (meer…)

Cassatieblog.nl