Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: Rv art. 424


HR 1 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:299

In dit arrest staat ter discussie of het hof de grenzen van de rechtsstrijd heeft miskend door de toewijzing van een subsidiaire vordering door de rechtbank te bekrachtigen op de grondslag van de primaire vordering. De Hoge Raad beslist dat dit niet het geval is. De Hoge Raad legt het dictum van het hof uit tegen de achtergrond van de overwegingen van het hof. (meer…)

HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1221 (X/Staat).

In deze onteigeningszaak, waarin de Hoge Raad al eerder heeft geoordeeld (HR 25 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2805, NJ 2016/150), is aan de orde of de onteigende een voordeel toekomt vanwege de bijzondere geschiktheid van het onteigende (waarop in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier een verbreding van de rivier diende te worden aangelegd) doordat zich daarin een voormalige zandwinplas bevond. (meer…)

HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:728

Een verwijzingshof is gehouden de proceskosten van het hoger beroep opnieuw te begroten, zowel wat betreft de proceshandelingen die aan de vernietiging zijn voorafgegaan, als die welke na verwijzing zijn verricht. (meer…)

HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360

Vordering tot vergoeding van volledige proceskosten wegens schending van de waarheidsplicht, ingesteld na cassatie en verwijzing. (1) Indien is voldaan aan de voorwaarden voor een uitzondering op de ‘in beginsel strakke regel’, is een eiswijziging of -vermeerdering ook mogelijk in een verwijzingsprocedure na cassatie. Toelating ervan mag echter niet in strijd komen met de eisen van een goede procesorde. (2) Een verweer kan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen opleveren als het, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Een hierop gebaseerde vordering tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten is aan de exclusieve en limitatieve regeling van art. 237-240 Rv onttrokken. (meer…)

HR 27 september 2013, ECLI:NL:HR2013:CA1736 (Eiseres/UWV)

Een onderaannemer behoorde zich te onthouden van gedragingen die inbreuk maken op het pandrecht van de bedrijfsverenigingop de g-rekening van de hoofdaannemer (art. 16b Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (oud)). Gelet op het ontbreken van nadere regels over de mate waarin betalingen tussen hoofdaannemer en onderaannemers via de g-rekening konden lopen, was de onderaannemer slechts tot weigering of terugstorting gehouden als voor hem redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat door die betalingen inbreuk werd gemaakt op dit pandrecht. (meer…)

Cassatieblog.nl