Selecteer een pagina

Alle berichten van: Floor Veldhuis


HR 8 januari 2021 ECLI:NL:HR:2021:38

Art. 612 Rv is in beginsel alleen van toepassing op wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding. Gelet op de verbondenheid van de wettelijke verplichting tot schadevergoeding van de hoofdschuldenaar en de (contractuele) verplichting tot schadevergoeding van de borg die berust op artikel 7:854 BW, brengt een redelijke en op de praktijk afgestemde wetstoepassing mee dat op de hoofdregel dat een uitzondering moet worden aanvaard. (meer…)

HR 18 december 2020 ECLI:NL:HR:2020:2103

Op grond van het volkenrecht geldt voor goederen van een vreemde staat de presumptie van immuniteit, die alleen wijkt als is vastgesteld dat de desbetreffende goederen door de vreemde staat worden gebruikt of zijn beoogd voor andere dan publieke doeleinden. Het is aan de schuldeisers of beslaglegger om gegevens aan te dragen aan de hand waarvan een andere dan een publieke bestemming kan worden vastgesteld. Uit deze regels volgt dat immuniteit van executie niet is beperkt tot goederen waarvan de onmiddellijke bestemming een publieke is. (meer…)

HR 18 september 2020 ECLI:NL:HR:2020:1443

In deze Caribische zaak staat de vraag centraal of een dwingende bepaling van Frans verzekeringsrecht kan worden beschouwd als een bepaling van bijzonder dwingend recht als bedoeld in artikel 7 lid 1 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: “EVO”), en daarmee het toepasselijk recht op de verzekeringsovereenkomst kan doorkruisen. (meer…)

HR 25 september 2020 ECLI:NL:HR:2020:1511

Deze zaak gaat (uitsluitend) over de vraag of de Hoge Raad bevoegd is om op grond van artikel 1066 (oud) Rv kennis te nemen van een verzoek van de Russische Federatie tot (voorlopige) schorsing van de tenuitvoerlegging van een aantal arbitrale beslissingen. Bij de Hoge Raad is een cassatieberoep aanhangig, waarin voorligt of deze arbitrale beslissingen moeten worden vernietigd op grond van artikel 1065 (oud) Rv. (meer…)

HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251

Ook buiten het terrein van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen heeft als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van art. 843a Rv te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. (meer…)

Cassatieblog.nl