Alle berichten met de tag: inzagevordering


Cassatieblog HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830 (SolidNature c.s. / verweerder)

Bij een bewijsbeslag en opvolgende vordering tot inzage op grond van art. 843a Rv kan in voorkomend geval aan de hand van een (combinatie van) zoektermen worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatige belang bij inzage. (meer…)

Hoge Raad 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830

In dit vlog bespreekt Hidde Volberda een arrest van de Hoge Raad  waarin de de vraag of sprake is van ‘voldoende bepaalde bescheiden’ in de zin van art. 843a Rv centraal staat. Eisers vorderen namelijk inzage in de bescheiden van verweerder (een oud werknemer van het bedrijf van eisers), omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een lastercampagne gericht tegen dat bedrijf. Op verschillende digitale bescheiden van verweerder is bewijsbeslag gelegd. Onder het beslag vallen alle digitale bescheiden waarin een van de in het beslagrekest genoemde zoekterm wordt genoemd. De vraag is of daarmee nog sprake is van ‘voldoende bepaalde bescheiden’ in de zin van art. 843a Rv.

 

Cassatievlog #059 is ook als podcast beschikbaar.

HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251

Ook buiten het terrein van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen heeft als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van art. 843a Rv te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. (meer…)

HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1775 (Organik/Dow)

1. De maatstaf uit AIB/Novisem en Synthon/Astellas voor het aannemen van het bestaan van een rechtsbetrekking als bedoeld in art. 1019a Rv in verbinding met art. 843a Rv leent zich ook voor toepassing op een rechtsbetrekking die voortvloeit uit het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen. Dat betekent dat ook in dat geval degene die inzage, afgifte of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt, zodanige feiten en omstandigheden dient te stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal dient te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat bedrijfsgeheimen onrechtmatig zijn verkregen en gebruikt.
2. Met ‘de hoofdzaak’ in art. 1019c lid 2 Rv is de procedure bedoeld waarin vorderingen gebaseerd op de gestelde onrechtmatige inbreuk geldend worden gemaakt, zoals een verbods- of schadeprocedure.
3. De gedetailleerde beschrijving van art. 1019b/1019d Rv is ook toelaatbaar in niet-IE-gevallen die voldoende gelijkenis vertonen met gevallen waarop de regeling van art. 1019 e.v. Rv van toepassing is, zoals bij de schending van bedrijfsgeheimen.

(meer…)

HR 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2834 (Synthon/Astellas)

Prejudiciële vragen aan het HvJEU over de maatstaf voor toewijsbaarheid van een exhibitievordering in IE-zaken: moet onderscheid moet worden gemaakt al naargelang de partij van wie exhibitie wordt verlangd, een (beweerdelijke) inbreukmaker is of een derde? En aan de hand van welke maatstaf moet de gegrondheid worden beoordeeld van een nietigheidsverweer? (meer…)

Cassatieblog.nl