Selecteer een pagina

HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:728

Een verwijzingshof is gehouden de proceskosten van het hoger beroep opnieuw te begroten, zowel wat betreft de proceshandelingen die aan de vernietiging zijn voorafgegaan, als die welke na verwijzing zijn verricht.

Dit geschil ging aanvankelijk om een ouderlijke boedelverdeling. De dochter had gevorderd de moeder te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor het bedrag dat de dochter uit hoofde van overbedeling toekwam. In de eerste cassatie was de dochter opgekomen tegen de uitleg die het hof aan het testament had gegeven. Zij krijgt gelijk in cassatie (ECLI:NL:HR:2016:46): het arrest van het hof Den Haag wordt vernietigd en het geding wordt verwezen naar het hof Amsterdam. Vervolgens maakt de dochter een zaak aanhangig bij de kantonrechter in Den Haag. De aanvankelijke ruzie tussen moeder en dochter spitst zich nu toe op de volgens de dochter onverschuldigd betaalde proceskostenveroordeling. Het kantongerecht heeft de vordering afgewezen en het hof Den Haag heeft dat bekrachtigd. De moeder voerde nog een niet-ontvankelijkheidsverweer, gezien de verwijzing door de Hoge Raad naar het Hof Amsterdam, maar dat ging niet op.  De partij die aan een vonnis of arrest door betaling heeft voldaan, verkrijgt, na de vernietiging van dat vonnis of dat arrest een vordering uit onverschuldigde betaling op grond van art. 6:203 BW. Ook al betreft de vordering van de dochter een betaling ter zake van een proceskostenveroordeling in een andere procedure die nog niet is geëindigd, de door de dochter gestelde grondslag voor haar vordering is een zelfstandige. In cassatie gaat het dus om de afwijzing van de vordering uit onverschuldigde betaling door het Hof Den Haag en niet om de procedure na verwijzing door de Hoge Raad bij het hof Amsterdam.

Terugbetaling proceskosten na een later vernietigde beslissing

In de situatie dat een vonnis of arrest in een hogere instantie wordt vernietigd, ontstaat een vordering uit onverschuldigde betaling ex art. 6:203 BW. Dat heeft er mee te maken dat de vernietiging ex tunc werkt en daardoor de rechtsgrond van het vonnis of arrest komt te ontvallen bij een vernietiging.  Al hetgeen op grond van dat vonnis is betaald, kan worden teruggevorderd.  Bovendien is de schuldenaar, dus in dit geval de moeder, van rechtswege in verzuim. Art. 6:83 aanhef en onder b BW brengt mee dat degene aan wie onverschuldigd is betaald op grond van het vernietigde vonnis, zonder ingebrekestelling in verzuim is en derhalve wettelijke rente is verschuldigd vanaf het tijdstip dat aan hem is betaald (zie: HR 19 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5863, Kalverhormonen). Indien een vonnis of arrest dat later wordt vernietigd uitvoerbaar bij voorraad was verklaard en reeds ten uitvoer was gelegd (door dreiging met executie) door de in eerste instantie winnende partij, bestaat ook in beginsel een vordering uit onrechtmatige daad vanwege de onrechtmatige executie (zie: HR 1 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:542, NJ 2016/189, CB 2016/77).

Voorwaardelijke vernietiging?

De dochter voert aan dat de vernietiging van het arrest van het hof Den Haag ertoe leidt dat de kostenveroordeling ten onrechte is. Door het feit dat het arrest onherroepelijk is vernietigd, is de rechtsgrond komen te ontvallen aan de proceskosten die de dochter heeft moeten voldoen. Dat het Hof Amsterdam later (in de verwijzingsprocedure) de dochter opnieuw in de kosten zou veroordelen, doet daar niet aan af volgens haar. De verwijzingsrechter zal de zaak opnieuw hebben te beoordelen in de stand waarin het geding zich bevond op het moment dat door het hof uitspraak werd gedaan en als ware die uitspraak niet gedaan, uiteraard met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.

Het hof heeft, net als de rechtbank, de vordering tot terugbetaling van de proceskosten afgewezen. Als een uitspraak van een lagere rechter door de Hoge Raad wordt vernietigd en de zaak wordt verwezen naar een andere rechter, dan zet die rechter de behandeling daarvan voort en beslist met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad (art. 424 Rv). De procedure na cassatie en verwijzing is dus geen zelfstandige instantie, maar een voortzetting van de instantie die voorafging aan het cassatiegeding. Het is dus aan de verwijzingsrechter, i.c. Hof Amsterdam, om aan de hand van wat de Hoge Raad heeft overwogen en beslist, te beoordelen welke onderdelen van de vernietigde uitspraak in cassatie niet of tevergeefs bestreden zijn en onaantastbaar zijn geworden.

Vervolgens overweegt het hof dat de proceskostenveroordeling een beslissing is die voortbouwt op, althans onverbrekelijk samenhangt met de vernietigde beslissing. De rechter na verwijzing is daaraan niet gebonden. De vernietiging van de beslissing ten aanzien van de proceskosten wordt daarom ook pas definitief als het Hof Amsterdam tot die beslissing komt, aldus het hof. Volgens het hof is er sprake van een voorwaardelijke vernietiging van de proceskostenveroordeling, als de kwestie waarop de vernietigde beslissing betrekking had na verwijzing weer in dezelfde zin kan worden beslist als vóór cassatie. Als de verwijzingsrechter namelijk de zaak in dezelfde zin beslist, herleeft de voortbouwende beslissing. Resumerend, in een arrest waarin de Hoge Raad de vernietiging en verwijzing uitspreekt, ligt geen definitieve proceskostenbeslissing besloten.

De dochter komt tegen dit oordeel op in cassatie. Het arrest van het hof Den Haag (in het eerste appel) is door de Hoge Raad onherroepelijk vernietigd en daarmee is de rechtsgrond onherroepelijk komen te vervallen aan de betaling van de kosten en zijn deze dus onverschuldigd betaald, zo betoogt de dochter.

De Hoge Raad gaat hierin mee:

“3.3.2 Na verwijzing door de Hoge Raad dient de rechter naar wie het geding wordt verwezen, de behandeling daarvan voort te zetten en te beslissen met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad (art. 424 Rv). De vernietiging door de Hoge Raad van een uitspraak treft niet alleen de in die uitspraak voorkomende beslissingen die in cassatie met succes zijn bestreden, maar brengt ook mee dat alle beslissingen die daarop voortbouwen of daarmee onverbrekelijk samenhangen, hun kracht verliezen omdat daaraan de grondslag is ontvallen (HR 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2739, rov. 3.6.2). Dit geldt ook voor de beslissing over de proceskosten.

Anders dan het hof heeft overwogen, behelst de vernietiging van de beslissing over de proceskosten geen ‘voorwaardelijke’ vernietiging en kan van ‘herleven’ van die beslissing geen sprake zijn, ook niet indien het verwijzingshof met betrekking tot het punt waarop is vernietigd tot dezelfde beslissing komt als het hof voor cassatie. Een verwijzingshof is gehouden de proceskosten van het hoger beroep opnieuw te begroten, zowel wat betreft de proceshandelingen die aan de vernietiging zijn voorafgegaan, als die welke na verwijzing zijn verricht. Onderdeel I slaagt derhalve.”

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof Den Haag (tweede appel) en verwijst het geding naar het hof Amsterdam ter verdere behandeling.

Cassatieblog.nl

Share This