HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2373

De eigenaar van het heersende erf kan een redelijk belang hebben bij de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg als hij daardoor een kortere afstand tot zijn perceel behoeft af te leggen dan hij anders zou moeten afleggen. Dat geldt ook als de omweg die hij zonder de erfdienstbaarheid zou moeten maken, kort is en in korte tijd kan worden afgelegd.

Ten behoeve van het perceel van X is (volgens X) een erfdienstbaarheid van weg gevestigd, die inhoudt dat gebruik gemaakt mag worden van het perceel van buurvrouw Y om de openbare weg te bereiken. De achtergrond van de erfdienstbaarheid is dat het perceel van X van oudsher geen eigen uitweg had naar de openbare weg, maar was ingesloten door andere percelen. Inmiddels is er aan de andere kant van het perceel van X wel een uitweg naar de openbare weg. Y vordert nu dat de erfdienstbaarheid wordt opgeheven. Art. 5:79 BW bepaalt dat dat kan als de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening of het redelijk belang daarbij zal terugkeren.

Het hof wijst de vordering toe. X kan nu via de nieuwe uitweg de openbare weg bereiken, zodat de situatie waarvoor de erfdienstbaarheid werd gevestigd (dat de openbare weg niet bereikbaar was), zich niet meer voordoet.  X moet dan wel omrijden, maar daarbij gaat het volgens het hof om een beperkte afstand die in enkele minuten kan worden overbrugd. De tijdwinst geldt daarmee niet als een redelijk belang.

De Hoge Raad casseert. Hij stelt voorop dat bij de beoordeling van het redelijk belang dat bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid bestaat, de belangen van de eigenaar van het dienende erf geen rol spelen (zie HR 28 maart 2014, CB 2014-64). Verder geldt het niet hoeven omrijden als een redelijk belang van de gerechtigde:

“4.4 De eigenaar van het heersende erf kan een redelijk belang hebben bij de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg als hij daardoor een kortere afstand tot zijn perceel behoeft af te leggen dan hij anders zou moeten afleggen. Dat geldt ook als de omweg die hij zonder de erfdienstbaarheid zou moeten maken, kort is en in korte tijd kan worden afgelegd.”

Van een redelijk belang is dus al gauw sprake. In het hiervóór aangehaalde arrest van de Hoge Raad werd al geoordeeld dat een redelijk belang alleen ontbreekt als voortzetting van de erfdienstbaarheid voor de gerechtigde ‘niet van betekenis moet worden geacht’. Bovendien had X hier aangevoerd dat hij twaalf kilometer moest omrijden; de Hoge Raad oordeelt dat in het licht van die stelling onbegrijpelijk is dat het hof spreekt over een beperkte afstand die in enkele minuten kan worden overbrugd.

X is in cassatie bijgestaan door de auteur en Floor Veldhuis.

Cassatieblog.nl

Share This