Selecteer een pagina

HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1077 (NRSL/Kompas)

(1) De Nederlandse rechter is steeds bevoegd om kennis te nemen van een verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van een in het buitenland verkregen arbitraal vonnis. Dit oordeel behoeft (dus) geen motivering. (2) Verjaring of verval van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis in het land waarin dat vonnis gewezen is, is geen grond voor weigering ex art. 1076 Rv en brengt niet mee dat erkenning of tenuitvoerlegging daarvan strijdig is met de openbare orde.

Russische arbitrage over misgelopen charter

De in Rusland gevestigde Northern River Shipping Company (NRSL) heeft een schip geleverd aan Kompas. Naar aanleiding van klachten van Kompas over de kwaliteit van het schip zijn in Moskou twee arbitrale procedures gevoerd, die hebben geleid tot toekenning van schadevergoeding aan Kompas en teruglevering van het schip aan NRSL.

Kompas heeft daarna nog een derde arbitrale procedure aanhangig gemaakt, waarin zij schadevergoeding vorderde op grond van gederfde winst door het mislopen van een charter van Amador Enterprises Inc. (Amador). Ook deze procedure leidde tot toewijzing van schadevergoeding aan Kompas. Van het toegewezen bedrag (US $ 909.461,97) heeft NRSL US $ 1.000,- voldaan.

Verlof tot tenuitvoerlegging in Rusland

In juni 2002 heeft Kompas bij het Moscow City Court verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis verzocht. Dit verlof werd verleend, onder afwijzing van het verzoek van NRSL tot vernietiging van het arbitrale vonnis. Deze uitspraak werd in hoger beroep door het Supreme Court of the Russian Federation bekrachtigd.

In november 2002 heeft NRSL zich tot het scheidsgerecht gewend met het verzoek het arbitrale vonnis te vernietigen op grond van nieuwe feiten. Aan dit verzoek lag de stelling ten grondslag dat Kompas stukken (over de misgelopen charter) had vervalst. Dit verzoek werd in januari 2003 afgewezen, waarbij het scheidsgerecht opmerkte dat met deze uitspraak de arbitrale procedure als gesloten werd beschouwd en dat het reglement niet voorziet in heropening van de zaak, behalve in gevallen van correctie, interpretatie of aanvulling van de uitspraak.

NRSL zocht haar heil vervolgens bij de Russische overheidsrechter en verzocht het Moscow City Court om het op 20 juni 2002 verleende verlof te vernietigen wegens vervalsing van stukken in de arbitrale procedure. Het Moscow City Court heeft dit verzoek gehonoreerd. Partijen werden verwezen naar het Arbitrazh (Commercial) Court of the City of Moscow (het Arbitration Court), waarna in drie instanties is geprocedeerd over het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging. Het Arbitration Court heeft eerst op 16 januari 2004 het vonnis van de Moscow City Court vernietigd, het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis alsnog toegewezen en het verzoek tot vernietiging van het arbitrale vonnis afgewezen. Het vonnis van het Arbitration Court werd bekrachtigd door het Federal Arbitrazh (Commercial) Court, maar werd door het High Arbitration Court deels vernietigd vanwege mogelijke strijd met de openbare orde.

De zaak werd terugverwezen naar het Arbitration Court teneinde het verzoek opnieuw te beoordelen. Kompas heeft daarna in december 2004 haar verzoek om verlof ingetrokken. Op 19 mei 2005 volgde een schriftelijk bericht van het scheidsgerecht dat het arbitrale vonnis in kracht van gewijsde was gegaan.

Verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland

Kompas heeft daarna het vizier gericht op Nederland en heeft de voorzieningenrechter op de voet van art. 1076 Rv verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis in Nederland verzocht. De voorzieningenrechter heeft dit verlof verleend en het hof heeft deze beschikking bekrachtigd. Ook in de Nederlandse procedure heeft NRSL zich tegen het gevraagde verlof verweerd met de stelling dat het arbitrale vonnis gewezen is op basis van door Kompas vervalste stukken. Het hof is aan dit verweer voorbijgegaan. Het hof overwoog onder meer dat weliswaar niet uitgesloten is dat verlof tot tenuitvoerlegging zou moeten worden geweigerd wegens strijd met de openbare orde (art. 1076 lid 1, aanhef en onder B Rv), indien zou komen vast te staan dat de arbitrale veroordeling verkregen is op grond van een vervalst document, maar dat NRSL onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van een (door Kompas) vervalste charterovereenkomst.

Internationale rechtsmacht

In cassatie klaagt NRSL ten eerste dat het hof heeft verzuimd om ambtshalve te onderzoeken of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om het door Kompas gevraagde verlof te beoordelen en dat, voor zover moet worden aangenomen dat het (bevestigende) oordeel in ’s hofs uitspraak besloten ligt, dit oordeel rechtens onjuist, althans ontoereikend gemotiveerd is.

Bij de beoordeling van de klacht merkt de Hoge Raad eerst (zie rov. 3.3.2) in algemene zin op dat de internationale bevoegdheidsregels van openbare orde zijn en dus ambtshalve moeten worden getoetst, ook als geen van de partijen zich over de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter heeft uitgelaten, en als die vraag buiten de grenzen van het door de grieven ontsloten gebied van de rechtsstrijd in hoger beroep valt. Deze verplichting tot ambtshalve onderzoek geldt zowel in gevallen waarin een verdrag of EU-Verordening van kracht is, als in de gevallen waarin de commune bevoegdheidsregeling van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is.

De Hoge Raad oordeelt dan dat in de beschikking van het hof besloten ligt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en dat dit oordeel juist is. De Hoge Raad verwijst naar art. 3, aanhef en onder c Rv, waaruit volgt dat de Nederlandse rechter steeds bevoegd is om kennis te nemen van een verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland en oordeelt dat een degelijke zaak naar haar aard voldoende met de Nederlandse rechtssfeer verbonden is.

“3.3.3 (…) De partij die in het buitenland een arbitraal vonnis heeft verkregen en zich wenst te verhalen op vermogensbestanddelen die zich in Nederland bevinden dan wel zich op enig moment hier te lande zullen bevinden, is immers aangewezen op een geding ten overstaan van de Nederlandse rechter, teneinde op de voet van art. 1076 Rv het vereiste verlof tot tenuitvoerlegging te verkrijgen.”

Met de (sub)klacht dat ’s hofs (impliciete) oordeel ontoereikend gemotiveerd zou zijn, maakt de Hoge Raad korte metten:

“In het licht van het vorenstaande behoeft het rechterlijk oordeel dat de Nederlandse rechter ingevolge art. 3, aanhef en onder c, Rv rechtsmacht toekomt om kennis te nemen van een verzoek om verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging in Nederland van een in een vreemde staat gewezen arbitraal vonnis, geen motivering.”

Opvallend is dat A-G Vlas een andere route bewandelde om tot verwerping van deze klacht te komen. A-G Vlas zag kennelijk geen grond voor toepasselijkheid van een van de rechtsmachtgronden in art. 2 t/m 8 Rv, maar ging uit van de toepasselijkheid van de ‘vangnet-bepaling’ in art. 9 Rv. Daarin is bepaald dat wanneer de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid niet kan baseren op een van de in art. 2 t/m 8 Rv genoemde gronden, hij toch bevoegd is in geval van – kort gezegd – stilzwijgende aanvaarding van de Nederlandse rechtsmacht. En volgens Vlas kon uit de proceshouding van NRSL een dergelijke stilzwijgende forumkeuze worden opgemaakt. De Hoge Raad komt aan toepassing van deze bepaling dus niet toe, omdat de rechtsmacht in gevallen als deze kan worden gebaseerd op art. 3, aanhef en onder c Rv.

Verjaring in land van herkomst is geen weigeringsgrond

NRSL klaagt voorts dat het hof heeft miskend dat het verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland niet kan worden verleend als het recht op tenuitvoerlegging in het land waar het arbitrale vonnis is gewezen, is verjaard. Ook deze klacht faalt. Verjaring of verval van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis krachtens het recht van het land waar het is gewezen, wordt niet als weigeringsgrond vermeld in art. 1076, aanhef en onder A Rv en brengt niet mee dat tenuitvoerlegging strijdig is met de openbare orde (art. 1076, aanhef en onder B Rv), aldus de Hoge Raad in rov. 3.4.2.

Bewijs(last) van vervalsing van charterovereenkomst

Het hof nam tot uitgangspunt dat de bewijslast ten aanzien van het beroep op vervalsing van stukken bij NRSL ligt. In cassatie klaagt NRSL dat het hof heeft miskend dat omkering van de bewijslast was geboden omdat NRSL in een onredelijk zware bewijspositie verkeert. Ook deze klacht faalt. De Hoge Raad onderstreept het uitgangspunt van het hof dat het op de weg van NRSL lag om haar stelling aannemelijk te maken dat sprake was van een vervalsing.

“3.5.2 (…) In zijn oordeel ligt besloten dat in de omstandigheden van het geval niet uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.”

Evenmin was het hof gehouden om NRSL conform haar aanbod toe te laten tot bewijslevering op dit punt door overlegging van de politiedossiers in Rusland en door onderzoek te verrichten naar dan wel het horen van (o.a.) de personen achter Amador. Ten aanzien van het aangeboden schriftelijke bewijs oordeelt de Hoge Raad – onder verwijzing naar HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:201:BU9204, CB 2012-52  – dat het hof niet gehouden was NRSL alsnog in de gelegenheid te stellen schriftelijk bewijs in het geding te brengen, nu van een partij die zich beroept op schriftelijk bewijs, mag worden verlangd dat zij dit uit zichzelf in het geding brengt. Ten aanzien van het aanbod om getuigen te horen oordeelt de Hoge Raad dat het hof de stelling dat NRSL nog onderzoek wilde verrichten of personen wilde horen klaarblijkelijk als onvoldoende gemotiveerd heeft gepasseerd en dat dit oordeel niet onbegrijpelijk is.

Strijd met hoor en wederhoor?

Tot slot betoogt NRSL dat het hof het verzochte verlof had moeten weigeren wegens strijd met de openbare orde, omdat het arbitrale vonnis tot stand is gekomen op een wijze die strijdig is met de fundamentele beginselen van hoor en wederhoor en een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM. Bij de beoordeling stelt de Hoge Raad voorop dat NRSL niet opkomt tegen de wijze waarop het hof de kern van het betoog van NRSL heeft weergegeven (in het kort: het verlof kan niet worden verleend omdat de charterovereenkomst was vervalst) en dat NRSL in cassatie niet klaagt dat het hof heeft miskend dat NRSL haar beroep op strijd met de openbare orde op andere gronden heeft gebaseerd. Voor zover de klacht berust op de stelling dat het scheidsgerecht de charterovereenkomst ten onrechte niet op echtheid heeft onderzocht, wordt miskend dat het hof had vastgesteld dat NRSL in deze (derde ) arbitrale procedure tweemaal niet ter zitting is verschenen en geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering van Kompas.

“3.6.3 (…) Hieraan heeft het hof de gevolgtrekking verbonden, en ook kunnen verbinden, dat voor rekening van NRSL dient te blijven dat het scheidsgerecht de echtheid van de charterovereenkomst niet heeft onderzocht”.

Invloed van Russisch procesverloop

Tot slot betoogt NRSL in cassatie dat het hof essentiële stellingen onbesproken heeft gelaten, nu het hof niet is ingegaan op het verweer dat de Russische cassatierechter (van het Arbitration Court) het verleende verlof deels had vernietigd en dat Kompas het verzoek om verlof vervolgens had ingetrokken. De klacht mist feitelijke grondslag, nu het hof in rov. 3.16 is ingegaan op de gevolgen die bij de toepassing van art. 1076 Rv toekomen aan de uitspraak van de Russische cassatierechter en de intrekking van het verzoek. A-G Vlas merkte in dit verband nog op dat de vernietiging door de Russische cassatierechter niet het arbitrale vonnis zelf betrof (maar het verleende verlof) en dat het scheidsgerecht in mei 2015 nog aan Kompas bevestigde dat het arbitrale vonnis kracht van gewijsde had gekregen.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is het verleende verlof definitief en kan Kompas tot tenuitvoerlegging in Nederland overgaan.

Cassatieblog.nl

Share This