HR 22 juni 2018  ECLI:NL:HR:2018:982

Indien tijdens de instantie waarin een schorsingsgrond zich aandient, geen toepassing wordt gegeven aan art. 225 Rv en het geding op naam van de oorspronkelijke partijen wordt voortgezet, kan in een volgende instantie niet alsnog op die grond schorsing van het geding worden ingeroepen. 

Een onder curatele gestelde voert een kort gedingprocedure tegen haar curator.
Terwijl het geding bij het hof aanhangig was, heeft de kantonrechter verweerster in cassatie als curator van eiseres tot cassatie ontslagen, onder gelijktijdige benoeming van een andere curator. Het hof heeft uitspraak gedaan tussen eiseres en verweerster, zowel pro se als in haar hoedanigheid van curator.

In cassatie verschijnt uitsluitend verweerster in haar hoedanigheid van curator. Zij heeft bij akte schorsing van het geding ingeroepen op de voet van art. 225 lid 1, aanhef en onder c, Rv [het ophouden van de betrekking waarin een partij het geding voerde], dat ook in cassatie van toepassing is (art. 418a Rv). Eiseres heeft in dit incident verweer gevoerd.

De Hoge Raad oordeelt dat het geding in cassatie niet is geschorst:

4.4.1 Schorsing van het geding op de voet van art. 225 Rv kan slechts plaatsvinden indien in de loop van een instantie een van de in die bepaling genoemde schorsingsgronden zich aandient. Indien tijdens de instantie waarin een schorsingsgrond zich aandient, geen toepassing wordt gegeven aan art. 225 Rv en het geding – op de voet van art. 225 lid 2, tweede volzin, Rv – op naam van de oorspronkelijke partijen wordt voortgezet, kan in een volgende instantie niet alsnog op die grond schorsing van het geding worden ingeroepen.

 Het vorenstaande is niet anders in het in art. 225 lid 4 Rv bedoelde geval dat schorsing niet meer kan plaatsvinden omdat de schorsingsgrond zich weliswaar aandient tijdens de instantie, maar nadat de dag is bepaald waarop het vonnis zal worden uitgesproken.

 Indien tijdens de instantie waarin een schorsingsgrond zich aandient, geen toepassing wordt gegeven aan art. 225 Rv, dan wel schorsing ingevolge
art. 225 lid 4 Rv niet meer kan plaatsvinden, en het geding – op de voet van art. 225 lid 2, tweede volzin, Rv – op naam van de oorspronkelijke partijen wordt voortgezet, kan het rechtsmiddel worden ingesteld door of tegen de opvolger van de partij aan wier zijde de schorsingsgrond zich voordeed.

Eiseres op haar beurt had de Hoge Raad verzocht haar gelegenheid te geven om de nieuwe curator op te roepen teneinde in de hoofdzaak voort te procederen tegen verweerster pro se en de nieuwe curator. Daarvoor moet eiseres deze nieuwe curator echter eerst behoorlijk oproepen, en de Hoge Raad zet (in rov. 5.3 en 5.4) ook nog uiteen hoe zij dat precies moet doen.

Cassatieblog.nl

Share This