Selecteer een pagina

Cassatieblog HR 18 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1697

In dit geschil tussen twee advocaten is de vraag aan de orde of een van de advocaten tijdens de zitting gedane uitlatingen over de andere advocaat moet rectificeren. De bevestigende beantwoording van die vraag door het hof kan volgens de Hoge Raad niet in stand blijven. Het gaat namelijk om uitlatingen in een reeks doorgestuurde berichten van een derde, waarvan de advocaat afstand heeft genomen. In het licht van die omstandigheden is onbegrijpelijk het oordeel van het hof  dat uit het samenstel van alle uitlatingen volgt dat de advocaat de advocaat wederpartij ergens van beschuldigt en dat de uitlatingen aan hem zijn toe te rekenen. 

Achtergrond

Eiser tot cassatie en verweerder zijn beiden advocaat. Zij zijn al langere tijd betrokken bij een geschil tussen enerzijds Faraday Limited en Hampton Trading Fze (hierna: Faraday en Hampton) en anderzijds  Springfield. Eiser staat Faraday en Hampton bij. Verweerder is advocaat van Springfield.

In het geschil tussen Faraday en Hampton en Springfield staat een overeenkomst tot geldlening centraal. Faraday en Hampton betogen dat deze overeenkomst vals is, omdat sprake zou zijn van antedatering.

In een van de procedures tussen beide partijen is door de advocaat van Faraday en Hampton een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend. Dit verzoek is ter zitting bij de rechtbank Noord-Holland behandeld. Kort voor die zitting heeft de advocaat van Faraday en Hampton een productie ingebracht. Het betreft een WhatsApp-gesprek tussen een bestuurder en een aandeelhouder van Faraday en Hampton. In dat gesprek wordt gesuggereerd dat de beweerdelijk valse geldleningsovereenkomst op voorspraak van de advocaat van Springfield is opgemaakt. In het WhatsApp-gesprek is hierover onder meer het navolgende gezegd.

“Doorgestuurd

You have to know that [verweerder 1] told them to make that false agreement between [de getuige] and Springfield while [de getuige] was not known by nobody on 2015, he guide them.

Are you sure about this last statement? Did [verweerder 1] encourags them to do so?     

Doorgestuurd

Yes

Doorgestuurd 

I don’t have any proof

Doorgestuurd

But is like this

[…]”

De advocaat van Faraday en Hampton verklaarde ter zitting onder meer dat het niet zeker is ‘of deze bron het bij het juiste eind heeft. Hij bepleitte dat het in het licht van deze productie des te noodzakelijker is de getuige te horen die hierover kan verklaren.

De advocaat van Springfield spant naar aanleiding hiervan een kort geding aan tegen de advocaat van Faraday en Hampton. Hij vordert dat laatstgenoemde advocaat de beschuldigingen van valsheid in geschrifte jegens hem intrekt, overgaat tot schriftelijke rectificatie en zich onthoudt van smadelijke uitlatingen over hem.

De voorzieningenrechter verklaart de advocaat van Springfield niet-ontvankelijk en wijst de vorderingen af. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter waar het de vordering tot rectificatie betreft en wijst die vordering toe.

Het oordeel van de Hoge Raad

In cassatie wordt geklaagd dat het onbegrijpelijk is dat het hof tot het oordeel komt dat de advocaat van Faraday en Hampton zelf de advocaat van Springfield beschuldigt. Voorts wordt geklaagd dat het onbegrijpelijk is dat het hof oordeelt dat het citaat uit het WhatsApp-gesprek niet bijdraagt aan de zaak.

De Hoge Raad overweegt ten eerste dat de vaststelling van de feiten door het hof geen andere conclusie toelaat dan dat de uitlatingen in het WhatsApp-gesprek niet door de advocaat van Faraday en Hampton zelf zijn gedaan. Het gaat immers om uitlatingen die zijn gedaan in een reeks van doorgestuurde berichten van een derde. Bovendien heeft de advocaat van Faraday en Hampton aangegeven dat hij niet weet of de informatie in die berichten juist is en dat hij de advocaat van Springfield nergens van beschuldigt. In het licht hiervan is het onbegrijpelijk dat dat het hof tot de conclusie komt dat de advocaat van Faraday en Hampton de advocaat van Springfield beschuldigt van (het aanzetten tot) valsheid in geschrifte. De eerste klacht slaag dus.

Ook de tweede klacht slaagt. De uitlatingen zijn naar voren gebracht in verband met de behandeling van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. De advocaat van Faraday en Hampton heeft, zo blijkt uit de gedingstukken, duidelijk naar voren gebracht dat de uitlatingen in het WhatsApp-gesprek een extra aanwijzing waren dat de geldleningsovereenkomst mogelijk vals was. Daarbij heeft hij ook aangegeven dat het vermelden van deze uitlatingen kon bijdragen aan de toewijzing van het verzoek en dat hij de gehele informatie van de bron in het geding wilde brengen. Het hof heeft het dit onvoldoende kenbaar in zijn beoordeling betrokken.

Afdoening

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof Amsterdam (voor zover gewezen tussen de beide advocaten) en verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag. Dit is conform de conclusie van A-G Snijders.

Cassatieblog.nl

Share This