HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:846
Het hof heeft geoordeeld dat eiser het verwijt heeft ontkracht dat hij activa aan zijn vennootschap heeft onttrokken middels een bepaalde leningconstructie. Het heeft vervolgens geoordeeld dat eiser echter heeft nagelaten uit te leggen hoe een overgelegde productie anders moet worden begrepen dan dat hij het betreffende bedrag op andere wijze in eigen zak heeft gestoken. Schending van hoor en wederhoor doordat het hof eiser niet in de gelegenheid heeft gesteld zich daarover uit te laten.
De casus en het oordeel van het hof
Korpodeko heeft in 2010 USD 12.558.721 aan DAE geleend. Onder meer Korpodeko, DAE en verzoeker hebben toen ook een achterstellingsovereenkomst gesloten met daarin een boetebepaling. Het hof heeft geoordeeld dat verzoeker de achterstellingsovereenkomst heeft geschonden en dat hij daarom de boete verschuldigd is. Het hof heeft het verweer van verzoeker dat de boete moet worden gematigd verworpen. Aan dit laatste oordeel heeft het hof onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker het geleende geld in eigen zaak heeft gestoken. Het hof heeft in dit verband overwogen:
“2.5 Een andere, zeer belangrijke nieuwe productie (nummer 32) is een stuk getiteld “Minutes Meeting 26 november 2010”, een verslag van een directievergadering met als aanwezigen [betrokkene 3, 4 en 5], waarin onder meer het volgende is te lezen: “There is first a discussion about the rejection of [verzoeker] to make the money from Korpodeko available to the company as promised during the September 23 conference call. The request for an injection of $450K which was promised last week (for which loan agreements were made up by DAE), was not executed Tuesday, which all brings DAE in a difficult position. (…) [betrokkene 5] will make based on the additional assumptions a new cash flow outlook for discussions (coming) Sunday with [verzoeker], to explain the need of a usage of the funds provided by Korpodeko.”
Uit deze passage leek volgens het hof te volgen dat de lening niet bij DAE was terechtgekomen, maar bij verzoeker zelf. Dat was, aldus het hof, ook de conclusie van Korpodeko, zij het dat Korpodeko die conclusie enigszins zou hebben vertroebeld door haar in verband te brengen met een ander verwijt. Namelijk dat verzoeker al op voorhand de achterstelling had geprobeerd te omzeilen door een lening via een stichting (Stichting Villa Betty) te laten lopen om zo activa aan DAE te onttrekken. Dit laatste verwijt had verzoeker naar het oordeel van het hof echter ontkracht. Wat verzoeker evenwel had nagelaten was uitleggen hoe productie 32 anders moest worden begrepen dan in die zin dat hij het geleende geld in eigen zak had gestoken. Het hof ging er daarom van uit dat verzoeker het leenbedrag aan DAE had onthouden.
De Hoge Raad
De Hoge Raad acht de cassatieklacht van verzoeker gegrond dat dit oordeel in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. Na een weergave van het relevante procesverloop overweegt hij:
“Terecht klaagt het onderdeel dat het hof (…) heeft miskend dat Korpodeko voorafgaand aan haar akte uitlating producties van 29 oktober 2019 slechts heeft betoogd dat een deel van de lening van Korpodeko is gebruikt om een door Stichting Villa Betty aan DAE verstrekte lening af te lossen en dat [verzoeker] aldus het voor DAE bestemde geld in eigen zak heeft gestoken. Het hof heeft geoordeeld dat [verzoeker] het verwijt ten aanzien van de lening van de Stichting Villa Betty heeft ontkracht en kon daarom niet oordelen dat, bij gebreke van een weerwoord van [verzoeker], ervan wordt uitgegaan dat [verzoeker] het geld (op andere wijze) in eigen zak heeft gestoken, zonder hem in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten. In dat verband is van belang dat de door het hof (…) genoemde processtukken van [verzoeker] eerder zijn genomen dan Korpodeko’s akte uitlating producties van 29 oktober 2019. Het onderdeel slaagt dan ook waar het aanvoert dat aldus sprake is van strijd met het beginsel van hoor en wederhoor.”
Afdoening
De Hoge Raad vernietigt het bestreden vonnis en wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof. Dit oordeel is conform de conclusie van A-G Lindenbergh.
Korpodeko werd in cassatie bijgestaan door de Hans van Wijk en de auteur.