Selecteer een pagina

HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1873
HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1875

De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerder door hem gegeven bindende eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing. Deze maatstaf geldt ook als de eindbeslissing bestaat uit het verlenen van akte niet-dienen. In zo’n geval zijn dus geen bijzondere, in de zin van uitzonderlijke, omstandigheden vereist.

 

Op 16 november 2021 waren er kennelijk problemen met de postbezorging bij het hof Amsterdam.  In deze twee zaken is de memorie van grieven voor de rol van 16 november 2021, die op tijd aan FalkPost was meegegeven, namelijk pas op 18 november 2021 – en dus te laat – bij de postkamer van het hof als binnengekomen geregistreerd.

Akte niet-dienen

Op grond van art. 133 lid 4 Rv vervalt het recht om een proceshandeling te verrichten als de proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvan geen uitstel kan worden verkregen. Als dit een proceshandeling op de rol betreft, zoals het indienen van een memorie van grieven, wordt in een dergelijk geval op de rol akte niet-dienen verleend.

De eisen van een goede procesorde kunnen meebrengen dat het onaanvaardbaar is om akte niet-dienen te verlenen, ook al is aan de voorwaarden van art. 133 lid 4 Rv voldaan. Of dit zo is, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.

Terugkomen van de beslissing tot het verlenen van ‘akte niet-dienen’

Het hof heeft op de rol van 16 november 2021 in beide zaken ‘akte niet-dienen’ verleend. In beide zaken heeft de appellant het hof vervolgens verzocht om terug te komen van deze beslissing. Het hof heeft die verzoeken afgewezen. Tegen die afwijzing wordt in beide zaken in cassatie opgekomen.

De Hoge Raad stelt voorop dat het vaste rechtspraak is dat de beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen een tussenuitspraak is, waarbij een bindende eindbeslissing is gegeven.

Vervolgens wijst de Hoge Raad erop dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerder door hem gegeven bindende eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing. Deze bevoegdheid strookt met de eisen van een goede procesorde, omdat zo kan worden voorkomen dat de rechter op basis van een ondeugdelijke grondslag einduitspraak zou doen. De rechter die van deze bevoegdheid gebruik wil maken moet partijen wel in de gelegenheid stellen om zich hierover uit te laten, en moet vervolgens motiveren waarom het terugkomen van de bindende eindbeslissing nodig is.

Deze maatstaf geldt ook bij het terugkomen van een beslissing tot verlenen van akte niet-dienen, zo verduidelijkt de Hoge Raad. In zo’n geval zijn dus geen bijzondere, in de zin van uitzonderlijke, omstandigheden vereist. Met deze beslissing komt de Hoge Raad terug van een arrest van 4 september 2015 (zie CB 2015-132). In dat eerdere arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechter die terug wil komen van het verlenen van akte niet-dienen nauwkeurig aan moet geven op grond van welke bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar is om vast te houden aan de gebondenheid aan de eerdere eindbeslissing. Die maatstaf is nu dus achterhaald.

De Hoge Raad vervolgt:

“Uit hetgeen hiervoor (…) is overwogen volgt dat de rechter bevoegd, en ook gehouden, is om terug te komen van het verlenen van akte niet-dienen indien ten tijde van het nemen van die beslissing weliswaar werd voldaan aan de voorwaarden van art. 133 lid 4 Rv, maar naderhand blijkt van feiten of omstandigheden die, als de rechter die had gekend op het moment dat de beslissing werd genomen, tot het oordeel hadden geleid dat het onaanvaardbaar is om akte niet-dienen te verlenen. De beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen berustte in dat geval immers op een onjuiste, waaronder is te begrijpen een onvolledige, feitelijke grondslag. Deze gehoudenheid om terug te komen van het verlenen van akte niet-dienen doet zich bijvoorbeeld voor indien het op grond van een afweging van de aard van de fout die tot het niet nemen van het betrokken gedingstuk leidde en van alle betrokken belangen, feiten en omstandigheden – waaronder de naderhand gebleken feiten en omstandigheden – onaanvaardbaar zou zijn om geen gelegenheid te geven tot herstel van de fout.”

In de beide zaken volgt vernietiging. De Hoge Raad wijst de zaken terug naar het hof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.

Cassatieblog.nl

Share This