Selecteer een pagina

HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1355

Nadat een overeenkomst is aangegaan staat het een contractspartij niet onder alle omstandigheden vrij belangen van derden bij een behoorlijke nakoming van de overeenkomst te verwaarlozen. Bepalend is of de aangesproken partij haar verklaringen en gedragingen ter zake van de overeenkomst waarbij zij partij is mede diende te laten bepalen door de belangen van de betrokken derde. Niet is dus mede vereist dat de aangesproken partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij zij partij is en waarmee de belangen van die derde verbonden zijn.

Achtergrond van deze procedure zijn verschillende vastgoedtransacties. Eiseressen tot cassatie hadden gesteld dat verweerster in cassatie onrechtmatig jegens hen had gehandeld doordat een overeenkomst tussen verweerster in cassatie, Compaen, en De Molen Bunders B.V. (DMB) met wederzijds goedvinden was beëindigd, waarbij naar stelling van eiseressen de instemming van DMB door Compaen was afgedwongen. De rechtbank had hun vordering gedeeltelijk toegewezen, het hof had de vordering afgewezen. Kern van de overwegingen van het hof was dat de in de arresten van de Hoge Raad van onder andere 24 september 2004 ECLI:NL:HR:2004:AO9069, NJ 2008/587, Vleesmeesters/Alog) en 20 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT7496, NJ 2012/59 besproken in CB 2012-9) gegeven regel er op neerkwam dat wanprestatie van een contractspartij onder omstandigheden tevens een onrechtmatige daad jegens een derde kan opleveren, en deze regel in het onderhavige geval (daarom) niet van toepassing was. De Hoge Raad ziet dat anders. Hij vat zijn beslissingen in de zojuist genoemde arresten als volgt samen:

3.3.2 (..) Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.

In dit beoordelingskader is volgens de Hoge Raad bepalend of de aangesproken partij haar verklaringen en gedragingen ter zake van de overeenkomst waarbij zij partij is, mede diende te laten bepalen door de belangen van de betrokken derde; niet is dus mede vereist dat de aangesproken partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij zij partij is en waarmee de belangen van die derde verbonden zijn. ’s Hofs oordeel getuigt daarom van een onjuiste rechtsopvatting.

Volgt vernietiging en verwijzing.

Cassatieblog.nl

Share This