HvJ EU 7 november 2013, C-442/12 (X/DAS Rechtsbijstand)
Een rechtsbijstandverzekeraar die in zijn verzekeringsovereenkomsten regelt dat rechtsbijstand in beginsel wordt verleend door zijn werknemers, mag niet tevens bedingen dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts vergoed worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed. Dat geldt ook indien rechtsbijstand voor de desbetreffende procedure naar nationaal recht niet verplicht is.
Dit blijkt uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van vandaag, waarin het hof antwoord geeft op de prejudiciële vragen die de Hoge Raad in zijn arrest van HR 28 september 2012 (zie ook cassatieblog 2012-186) stelde. Volgens het Hof van Justitie vloeit uit art. 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344/EEG (rov. 23) voort
“dat de vrije advocaatkeuze van de verzekeringnemer niet kan worden beperkt tot de situaties waarin de verzekeraar besluit dat een externe rechtsbijstandverlener in de arm moet worden genomen”
Het hof overweegt nog wel dat in bepaalde gevallen beperkingen kunnen worden gesteld aan de kosten van de verdediging die de verzekeraar vergoed, maar dat deze beperkingen niet zodanig mogen zijn, dat het voor de verzekerde in de praktijk onmogelijk wordt een redelijke keuze te maken wat zijn vertegenwoordiger betreft. Bovendien blijven de verzekeraar en de verzekerde vrij om een hoger niveau van vergoeding van de kosten van rechtsbijstand overeen te komen, eventueel tegen betaling van een hogere premie door de verzekerde.
Tot slot oordeelt het hof dat dit recht op vrije advocaatkeuze onverminderd geldt in de gevallen waarin geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging.
DAS Rechtsbijstand is in cassatie bijgestaan door de auteur en Ans van Duijvendijk-Brand en bij het Hof van Justitie de auteur en Berend Jan Drijber.