HR 23 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1513 (Menzis/AstraZeneca)
De omstandigheid dat een partij niet onrechtmatig heeft gehandeld, brengt niet zonder meer mee dat de verrijking als gevolg van dat handelen gerechtvaardigd is. Handhaving van een later vernietigd octrooi brengt echter nog niet zonder meer mee dat de daardoor opgetreden verrijking van de octrooihouder ongerechtvaardigd is.
Een octrooi, een ABC, en toen nog een octrooi
Geneesmiddelenfabrikant AstraZeneca had een octrooi, en vervolgens nog een aanvullend beschermingscertificaat, voor de werkzame stof quetiapine. Vervolgens verkreeg zij ook nog een octrooi voor de vertraagde-afgifte-formulering van quetiapine. Dit octrooi is aangevochten, en, nadat het door de rechtbank geldig was bevonden, door het gerechtshof vernietigd wegens gebrek aan inventiviteit. Het overeenstemmende Engelse octrooi was toen ook al vernietigd door de Engelse rechter. Intussen had AstraZeneca met een beroep op haar – later vernietigde – octrooi wel generieke concurrenten verhinderd de markt te betreden met vertraagde-afgifte-tabletten met quetiapine.
Zorgverzekeraar Menzis meende dat zij hierdoor jarenlang te veel had betaald voor dit geneesmiddel. Had AstraZeneca haar (achteraf: ongeldige) octrooi niet gehandhaafd, dan hadden eerder goedkopere concurrenten de markt kunnen betreden, en had zij niet de duurdere tabletten van AstraZeneca hoeven vergoeden. Menzis meende daarom dat AstraZeneca ten koste van haar ongerechtvaardigd was verrijkt, en vorderde schadevergoeding.
Geen risicoaansprakelijkheid bij handhaving van later vernietigde octrooien
De rechtbank wees de vorderingen toe, het hof wees deze alsnog af. Het hof wees op het arrest CFS Bakel/Stork. Daaruit volgt dat enige vorm van verwijtbaarheid bij de octrooihouder is vereist voor het aannemen van aansprakelijkheid na de vernietiging van een octrooi. Dat de octrooihouder die zich op het octrooi heeft beroepen, aansprakelijk is voor de als gevolg van die handelwijze door zijn concurrenten of anderen geleden schade op grond van de enkele omstandigheid dat een octrooi achteraf wordt vernietigd, wordt blijkens dat arrest niet aanvaard. Het hof vond het handelen van AstraZeneca niet verwijtbaar; tegenover de nietigverklaring door de Engelse en later de Nederlandse rechter stonden ook uitspraken (waaronder van de Nederlandse bodemrechter in eerste aanleg) die het octrooi wel geldig vonden. Ook overwoog het hof: “In het hiervoor gegeven oordeel dat AstraZeneca niet onrechtmatig heeft gehandeld door zich in de relevante periode tegenover derden op haar octrooirechten te beroepen, ligt besloten dat en waarom de door Menzis gestelde verrijking geen ongerechtvaardigd karakter heeft.”
Het beroep van Menzis op het arrest Ciba Geigy/Voorbraak werd verworpen. In dat arrest heeft de Hoge Raad beslist dat degene die door dreiging met executie zijn wederpartij heeft gedwongen zich naar een in kort geding gegeven verbod te gedragen, onrechtmatig heeft gehandeld wanneer hij, naar achteraf blijkt uit de uitspraak in het bodemgeschil, niet het recht had van de wederpartij te vergen dat deze zich van de betreffende handelingen onthield. Gegeven de aard van het kortgedingvonnis mag ervan worden uitgegaan dat degene die met de executie dreigde, wist althans behoorde te weten dat hij zijn handelen baseerde op een voorlopige maatregel, zodat de door zijn handelen veroorzaakte schade in beginsel als door zijn schuld veroorzaakt heeft te gelden. Het hof oordeelde echter dat een verleend octrooi niet vergeleken kan worden met een (naar zijn aard voorlopig) kortgedingvonnis.
Hoge Raad: in dit geval mocht het hof de verrijking gerechtvaardigd vinden
In cassatie laat de Hoge Raad het arrest van het hof in stand. Menzis had onder meer betoogd dat het hof had miskend dat de afwezigheid van onrechtmatig handelen nog niet de aanwezigheid van ongerechtvaardigde verrijking uitsluit. Dat zijn immers verschillende leerstukken, en bij ongerechtvaardigde verrijking is verwijtbaarheid geen vereiste. Voor zover dat wel in CFS Bakel/Stork gelezen zou moeten worden (in dat arrest staat inderdaad zoiets), zou de Hoge Raad daarvan moeten terugkomen, verdedigde Menzis.
Met dat uitgangspunt van Menzis is de Hoge Raad het op zichzelf eens:
“Onderdeel 1.1 neemt terecht tot uitgangspunt dat de omstandigheid dat AstraZeneca niet onrechtmatig heeft gehandeld, niet zonder meer meebrengt dat de door Menzis gestelde verrijking gerechtvaardigd is. “
De Hoge Raad wijst de mogelijkheid van ongerechtvaardigde verrijking bij handhaving van een later vernietigd octrooi ook niet categorisch af. Alleen, in deze zaak kunnen volgens de Hoge Raad de overige overwegingen van het hof het oordeel dat de verrijking van AstraZeneca niet ongerechtvaardigd is, voldoende dragen. Van verwijtbaarheid is volgens de Hoge Raad ook geen sprake. De Hoge Raad zoomt in op het door Menzis aangehaalde criterium dat de octrooihouder wist of diende te beseffen dat een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond dat het octrooi geen stand zou houden in een oppositie- of een nietigheidsprocedure. Het hof had overwogen dat de octrooihouder in beginsel mag varen op het gegeven geldigheidsoordeel van de Nederlandse bodemrechter. Daar komt bij dat de buitenlandse rechters die in de relevante periode uitspraak hadden gedaan over de geldigheid van het octrooi, in meerderheid tot hetzelfde oordeel zijn gekomen als de Nederlandse rechter. Dat oordeel geeft volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Menzis is bijgestaan door Ruben de Graaff en de auteur.