HR 20 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9997

Bomen die op de grens staan van twee erven, behoren – door verticale natrekking – in gemeenschappelijke eigendom toe aan de eigenaren van beide percelen. Dat geldt ook wanneer de stam van een boom veel meer op het ene erf staat dan op het andere, en ook als de boom aanvankelijk geheel slechts op een van beide erven stond, maar in de loop der tijd over de erfgrens heen is gegroeid.

In deze zeldzaam overzichtelijke casus – een zeer klassiek burengeschil – heeft de Hoge Raad, rechtsprekend in vijfformatie, een treurwilg van de zaag gered. En dat met een zuiver rechtsoordeel.

Op de grenslijn van twee Amsterdamse tuinen staat al decennia een grote treurwilg. De eigenaar van het ene perceel (een stichting) wil de boom kappen, maar zijn buren vinden de boom mooi en verzetten zich tegen de kap met een beroep op de gemeenschappelijke eigendom van de boom. Omdat de stam van de boom met beide percelen verbonden is, geldt in beginsel dat de boom door verticale natrekking gezamenlijk eigendom is geworden van de eigenaars van beide percelen. Dat betekent dat de instemming van de buren nodig is voor de kap. De stichting stelt echter dat de wilg oorspronkelijk alleen op haar erf stond, maar in de loop der jaren over de grens heen is gegroeid, terwijl slechts een klein deel van de doorsnede van de stam (10-20%) aan de andere kant van de grens staat. Onder die omstandigheden zouden de buren niet als eigenaar moeten worden gezien. Rechtbank, hof, advocaat-generaal Rank-Berenschot en Hoge Raad gaan niet in dit betoog mee. De Hoge Raad:

“Met zijn oordeel dat de omstandigheid dat de stam van de boom verenigd is met de grond van beide erven meebrengt dat de boom toebehoort aan de eigenaren van beide erven gezamenlijk, heeft het hof een juiste toepassing gegeven aan art. 5:20 lid 1, aanhef en onder f, BW. De daar gegeven regel dat de eigendom van de grond mede omvat met de grond verenigde beplantingen, brengt mee dat bomen waarvan de stam op een erfgrens staat, als “met de grond verenigde beplantingen” toebehoren aan de onderscheidene eigenaren van de buurpercelen gezamenlijk. Dat geldt, zoals het hof terecht heeft geoordeeld, ook voor bomen die ooit geplant zijn in de grond van het ene perceel maar waarvan de stam later over de erfgrens heen is gegroeid.”

Voordeel van deze benadering is haar eenvoud. Ook past bij het leerstuk van natrekking dat de zakelijke rechtstoestand van een rechtsobject wordt bepaald aan de hand van de huidige situatie, onafhankelijk van het verleden.

De boomlievende buren van de stichting zijn in cassatie bijgestaan door Gerbrant Snijders en de auteur.

Cassatieblog.nl

Share This