HR 14 juni 2013, LJN BZ5721 (notaris X/De Spaar en Beleenbank van Curaçao)
Op de notaris rust in zijn hoedanigheid, uit hoofde van zijn taak bij het verlijden van een akte, een zwaarwegende zorgplicht ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de in die akte opgenomen rechtshandelingen. Deze zorgplicht geldt ook voor de notaris op Curaçao. Dit brengt mee dat van de notaris bij een recherche in het kader van de overdracht van een onroerende zaak en de vestiging van een recht van hypotheek op die zaak een hoge mate van zorgvuldigheid mag worden verwacht.
Achtergrond – de openbare registers te Curaçao
Deze Curaçaose zaak betreft de beroepsaansprakelijkheid van een notaris. Op de zaak is het (in 2003 geldende) Nederlands-Antilliaanse recht van toepassing. Art. 3:16 lid 1 BW Nederlandse Antillen (BWNA) bepaalt dat er openbare registers worden gehouden, waarin feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, worden ingeschreven. Volgens lid 2 van genoemd artikel wordt bij landsverordening geregeld welke deze openbare registers zijn. De in art. 3:16 lid 2 BW bedoelde landsverordening was in 2003 in de eerste plaats het Koninklijk Besluit “Bepalingen tot regeling van het ambt der hypotheekbewaarders en van hunne boekhouding (P.B. 1868, no. 17). In 2003 waren de openbare registers die de hypotheekbewaarder verplicht was te houden, de registers A tot en met F. Art. 13 van die Landsverordening luidt:
“De registers, welke de hypotheekbewaarders verpligt zyn te houden, zyn de volgende:
A. Het dagregister;
B. Het register van inschryvingen;
C. Het register van overschryvingen;
D. Het register voor inbeslagnemingen;
E. Het repertorium;
F. De alphabetische naamwyzer op het repertorium.”
Voor zover in deze zaak van belang, worden in het A-register alle ter inschrijving of overschrijving ingeleverde akten en stukken naar mate zij inkomen, dadelijk en extractsgewijze geboekt. In het B-register worden (onder meer) hypotheken ingeschreven. Het E-register, dat ook wel het repertorium of verwijzingsregister wordt genoemd, bevat per iedere bezwaarde of nieuwe bezitter, de inschrijvingen te zijnen laste gedaan, de overschrijvingen en alle andere akten, die hem betreffen. Op het repertorium wordt voor iedere daarop gebrachte akte verwezen naar het register en het nummer waar die akte is ingeschreven of overgeschreven. Door raadpleging van het E-register vindt men dus verwijzingen naar de in- en overschrijvingen in de andere openbare registers. Het E-register is in zoverre vergelijkbaar met de kadastrale registratie, die in Nederland de “toegangspoort” tot de openbare registers vormt.
Feiten
Het gaat in deze zaak – kort samengevat – om het volgende. Eiser tot cassatie, een notaris op Curaçao, deed op 15 januari 2003 in het kader van zijn rechercheplicht met het oog op de overdracht van een onroerende zaak (hierna ook wel: perceel 733) en de vestiging van een recht van eerste hypotheek van de Spaar- en Beleenbank van Curaçao (SBC) op die onroerende zaak een zogenaamde “eerste inzage” bij het Kadaster te Curaçao. Bij die inzage raadpleegde de notaris het E-register (het repertorium of verwijzingsregister). In het E-register was in de rubriek “Aanmerkingen” aangetekend dat een eerder op perceel 733 gevestigde hypotheek was doorgehaald. De desbetreffende hypotheek was echter niet doorgehaald en rustte dus nog steeds op perceel 733. De nog op het perceel rustende hypotheek stond wel vermeld in het B-register (het register van inschrijvingen). Het Kadaster heeft op 14 april 2003 de her-inzage en op 15 april 2003 de na-inzage gedaan. Daarbij heeft het Kadaster de notaris op basis van het A-register (het dagregister) meegedeeld dat tussen het moment van inzage door de notaris en de her- en na-inzage door het Kadaster, zich geen wijzigingen in de rechtstoestand van perceel 733 hebben voorgedaan. De aantekening “doorgehaald” in het E-register is door het Kadaster weggeradeerd in november 2003.
Voor zover in cassatie van belang, vordert SBC in deze zaak een verklaring voor recht dat de notaris jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, alsmede een veroordeling van de notaris tot vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van het verkrijgen van een tweede in plaats van een eerste hypotheek op perceel 733. Het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) heeft de vordering toegewezen.
Oordeel Hof
Het Hof heeft bij tussenvonnis een deskundige benoemd. De deskundige heeft op de vraag of de notaris er bij de eerste inzage mee had mogen volstaan het E-register te raadplegen of ook de onderliggende registers had dienen te raadplegen, waaronder het B-register, geantwoord dat bij de eerste inzage de notaris zowel het E-register als het C-register (in verband met persoonlijke verplichtingen e.d.) had moeten raadplegen. Door de aantekening in het E-register dat de hypotheek op het registergoed was doorgehaald, bestond er volgens de deskundige geen aanleiding voor de notaris om ook het B-register te raadplegen.
In rov. 2.5 van het eindvonnis oordeelt het Hof dat het de deskundige niet volgt in deze conclusie.
“In het kader van de rechercheplicht bij de levering van registergoederen dient een notaris onderzoek te doen naar de rechtstoestand van het registergoed in de openbare registers bedoeld in artikel 3:16 BW. Op grond van het hier toepasselijke Koninklijk Besluit Bepalingen tot regeling van het ambt der hypotheekbewaarders en van hunne boekhouding in de kolonie Curaçao (P.B. 1868, no. 17) zijn dit de in artikel 13 daarvan vermelde registers A tot en met F. Gelet op de hoge mate van zorgvuldigheid die van een notaris mag worden verwacht (zie HR 9 maart 1990, NJ 1990, 428; Knobo/Schellenbach), had de notaris naar het oordeel van het Hof bij de eerste inzage (al) deze registers dienen te raadplegen. Hij had er dus niet mee mogen volstaan het E-register, het repertorium, te raadplegen.”
Hieruit volgt naar het oordeel van het Hof dat de notaris, door er bij de eerste inzage mee te volstaan het E-register te raadplegen, onrechtmatig jegens SBC heeft gehandeld. Het Hof acht het vereiste causaal verband tussen de handelwijze van de notaris en de schade aanwezig en bevestigt het vonnis van het GEA. De notaris klaagt in cassatie (onder meer) over het oordeel van het Hof in rov. 2.5 van zijn eindvonnis.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad stelt bij de beoordeling van de klachten voorop dat op de notaris in zijn hoedanigheid, uit hoofde van zijn taak bij het verlijden van een akte, een zwaarwegende zorgplicht rust ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de in die akte opgenomen rechtshandelingen (vgl. HR 28 september 1990, LJN AC0095 en HR 20 december 2002, LJN AF0198). Deze zorgplicht geldt ook voor de notaris op Curaçao. Dit brengt mee dat van de notaris bij een recherche een hoge mate van zorgvuldigheid mag worden verwacht, aldus de Hoge Raad in rov. 3.4.1.
In rov. 3.4.2 vervolgt de Hoge Raad met de overweging dat het oordeel van het Hof dat de van een notaris te verwachten zorgvuldigheid tegen de achtergrond van art. 3:16 BWNA en het toepasselijke Besluit P.B. 1868, no. 17 in het onderhavige geval eiste dat het onderzoek zich ook uitstrekte tot (verificatie in) het B-register, niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Ook kan volgens de Hoge Raad niet worden gezegd dat het oordeel van het Hof onbegrijpelijk of ontoereikend is gemotiveerd, ook niet indien daarbij wordt betrokken dat het Hof daarin is afgeweken van de opvatting van de door hem benoemde deskundige.
“Het hof behoefde zich niet van zijn oordeel te laten weerhouden door een in 2003 bestaand gebruik onder de notarissen op Curaçao waarop het middel zich beroept, inhoudende dat in een geval als het onderhavige bij de eerste inzage werd volstaan met raadpleging van het E-register. Voorts volgt uit het deskundigenbericht dat – anders dan onderdeel 4.2 betoogt – een notaris op Curaçao niet ervan mag uitgaan dat het Kadaster, na de in het middel bedoelde “eerste inzage”, bij de her-inzage en de na-inzage het B-register raadpleegt. Waar de notaris aldus een zeker risico neemt met betrekking tot de juistheid van de verkregen gegevens, heeft dit niet tot gevolg dat de gevolgde gedragslijn geacht moet worden overeen te stemmen met de hoge mate van zorgvuldigheid die een notaris in deze dient te betrachten (vgl. HR 22 maart 1996, LJN AD2514, NJ 1996/668).”
De Hoge Raad verwerpt – conform de conclusie van A-G Spier – het beroep.
In de parallelle zaak van het Kadaster tegen SBC ging de Hoge Raad wel over tot vernietiging. De Hoge Raad overwoog in die zaak dat het Hof in zijn beoordeling van de vraag of het Kadaster een hem toerekenbare fout heeft gemaakt door vermelding van onjuiste gegevens in de openbare registers, de in rov. 3.4.1 weergegeven verweren van het Kadaster niet kenbaar heeft betrokken en aldus zijn beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd (rov. 3.4.2).
De notaris is in cassatie bijgestaan door Hans van Wijk en de auteur.