HR 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:743
Dit arrest van de Hoge Raad betreft een geval van mogelijk niet-toegestane advisering door een tussenpersoon in het kader van effectenleaseproducten. Kernvraag was of eigenlijk wel sprake was van advisering. Dat is namelijk een vergunningsplichtige dienst onder de Wet op het financieel toezicht en de oude Wet toezicht effectenverkeer 1995.
Voor de beoordeling of sprake is van een dergelijke gepersonaliseerde aanbeveling is vereist, maar ook voldoende, dat het financiële product is voorgesteld als geschikt voor deze afnemer of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer, aldus de Hoge Raad in rov. 3.2:
“Van niet-toegestane advisering door een tussenpersoon is sprake als de tussenpersoon, zonder over een vergunning te beschikken, in het kader van zijn beroep of bedrijf aan een afnemer een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst of een ander specifiek financieel product heeft gedaan. Voor de beoordeling of sprake is van een dergelijke gepersonaliseerde aanbeveling is vereist, maar ook voldoende, dat een effectenleaseproduct is voorgesteld als geschikt voor deze afnemer of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer.”
De Hoge Raad heeft ook een aantal omstandigheden genoemd die van belang kunnen zijn voor de beoordeling of een financieel dienstverlener een aanbeveling heeft gedaan die rust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. De Hoge Raad overweegt:
“Voor de beoordeling of de tussenpersoon een aanbeveling heeft gedaan die berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden, is van belang of de tussenpersoon al dan niet (i) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van de afnemer, (ii) ook andere mogelijke effectenleaseproducten heeft genoemd en besproken dan het uiteindelijk afgenomen product, (iii) naast of in samenhang met het afgenomen effectenleaseproduct, een ander financieel product heeft geadviseerd.”
De Hoge Raad benadrukt evenwel dat ook als die omstandigheden in het concrete geval niet worden vastgesteld, toch sprake kan zijn van advies, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de afnemer:
“Maar ook als deze omstandigheden in een concreet geval niet worden vastgesteld, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.”
Zie in vergelijkbare zin al eerder HR 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:880, rov. 3.2.2 en HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862, rov. 2.10.16 – waarover dit cassatieblog).
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof, omdat het de voormelde maatstaven niet (voldoende kenbaar) in acht had genomen.