CB 2011, 2

Er is nog geen halfjaar voorbij sinds de inwerkingtreding van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken (Wgbz) op 1 november 2010 en er staat al een concept voor een Reparatiewet op internet, waarmee “enkele wetstechnische gebreken en leemten” moeten worden verholpen. De Minister had dit tijdens de behandeling van de Wgbz toegezegd aan de Eerste Kamer, naar aanleiding van het artikel in TCR 2010-3, p. 73 van P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.

De belangrijkste wijzigingen/correcties op een rijtje:

  • Buiten twijfel wordt gesteld dat voor het instellen van hoger beroep of cassatieberoep tegen de weigering om een schuldenaar tot de Wsnp toe te laten, geen griffierecht verschuldigd is (net als onder de Wtbz het geval was). Hetzelfde geldt voor de eigen aangifte tot faillietverklaring.
  • Wanneer natuurlijke personen en rechtspersonen verschijnen bij één advocaat, zijn zij slechts eenmaal griffierecht verschuldigd, namelijk het tarief van de rechtspersoon.
  • Bij voeging en tussenkomst wordt het griffierecht bepaald aan de hand van de vordering in de oorspronkelijke zaak.
  • De sanctie van niet-ontvankelijkheid van de gedaagde bij niet-tijdige betaling van het griffierecht geldt niet in kantonzaken en kort gedingen.
  • De verweerder in cassatie die zijn griffierecht niet tijdig heeft voldaan, verliest volgens de huidige wetstekst (art. 411 lid 1 Rv) zijn recht “om in cassatie te komen“. Dat moet zijn, en wordt:”om verweer in cassatie te voeren“.
  • De momenteel onjuiste verwijzing naar artikelen in de Wet op de rechtsbijstand die in dagvaardingen moet worden opgenomen in de aanzegging over het griffierecht voor onvermogenden, wordt gecorrigeerd.

Er zijn ongetwijfeld nog wel meer verbeteringen in de Wgbz aan te brengen dan waarin nu wordt voorzien. Zo bepaalt art. 411 lid 1 Rv sinds inwerkingtreding van de Wgbz (abusievelijk?) dat de conclusie van antwoord in cassatie met redenen omkleed moet zijn. De conclusie van antwoord is echter (behalve wanneer ook incidenteel beroep wordt ingesteld) een stuk met een proformakarakter dat nog minder inhoud heeft dan een appeldagvaarding. Het inhoudelijke verweer wordt pas gevoerd bij schriftelijke toelichting. Verder zou een logisch uitvloeisel van het gevolg dat de niet-betalende verweerder in cassatie zijn recht verliest om verweer te voeren, zijn, dat hij tevens het recht verliest om incidenteel cassatieberoep in te stellen. Een betere redactie van art. 411 lid 1 Rv zou dan ook luiden:

“De verweerder neemt zijn met redenen omklede conclusie van antwoord op de eerste of op zijn verlangen op een nader door de rechter te bepalen roldatum die ten hoogste vier weken nadien valt, doch niet dan nadat hij het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. Indien de verweerder het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, vervalt zijn recht om verweer te voeren of van zijn zijde in cassatie te komen.”

De consultatie staat los van het Wetsvoorstel Invoering van kostendekkende griffierechten.

Reageren op de conceptregeling kan tot 15 mei 2010.

Cassatieblog.nl

Share This