Selecteer een pagina

HR 12 oktober 2018 ECLI:NL:HR:2018:1936

Verslaving aan middelen als alcohol en drugs kan op zichzelf niet tot toepassing van de Wet Bopz leiden.

In HR 23-9-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU0372, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat  alcoholverslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot toepassing van de Wet Bopz kan leiden, tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed, dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst.

Dit criterium blijkt in de praktijk niet eenvoudig toe te passen. Zie voor latere uitspraken van de Hoge Raad over deze kwestie CB 2017-58.

De Hoge Raad geeft, deels herhalend, in de uitspraak in onderhavige zaak weer wat hij bedoelt:

“3.3.2 (..)  Verslaving aan middelen als alcohol en drugs kan op zichzelf niet tot toepassing van de Wet Bopz leiden, ook niet indien wordt aangenomen dat deze verslaving een psychiatrische ziekte is. Er moet om tot toepassing van de Wet Bopz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’).”.

In deze zaak heeft de rechtbank het juiste criterium gehanteerd, maar haar uitspraak onvoldoende gemotiveerd, aldus de Hoge Raad, en wel op twee punten.

In de eerste plaats bieden de stukken onvoldoende steun voor de vaststelling dat betrokkene lijdt aan schizofrenie. Die diagnose is niet vastgesteld door een psychiater. Onvoldoende is de mededeling van een verpleegkundig specialist ter zitting dat de diagnose “schizofrenie” ook in het dossier had moeten worden aangekruist, en dat de raadsvrouw van betrokkene ter zitting heeft verklaard dat betrokkene schizofrenie erkent.

In de tweede plaats blijkt niet uit de stukken dat het door de rechtbank benoemde gevaar door iets ander wordt veroorzaakt dan door de alcoholverslaving.

Volgt vernietiging en terugverwijzing.

De onder de Wet Bopz uitgezette lijn wordt onder de Wvggz voortgezet zie HR 8 april 2022 ECLI:NL:HR:2022:559.

Cassatieblog.nl

Share This