HR 31 januari 2025 ECLI:NL:HR:2025:166
Bestaat recht op kosteloze tolkenbijstand voor een uit te leveren persoon in een civielrechtelijk kort geding gericht tegen de uitlevering?
De zaak
Eiser heeft de Oekraïense nationaliteit. De Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) heeft aan de Nederlandse Staat de uitlevering van eiser verzocht om hem in de VS te kunnen vervolgen voor een aantal strafbare feiten. De rechtbank Amsterdam (rechtshulpkamer) heeft de uitlevering toelaatbaar geoordeeld. Het tegen die uitspraak gerichte cassatieberoep heeft de Hoge Raad (strafkamer) verworpen. De minister van Justitie en Veiligheid heeft de uitlevering van eiser toegestaan.
Eiser vordert in dit kort geding dat de Staat wordt veroordeeld om uitlevering van eiser aan de VS te weigeren. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen. In hoger beroep heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij eiser is bijgestaan door een tolk. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Klacht in cassatie
Eiser klaagt dat het hof niet, althans niet kenbaar, heeft onderzocht of eiser de Nederlandse taal verstond en sprak, en of aan hem de kosteloze bijstand van een tolk zou moeten worden verstrekt. Eiser klaagt dat het hof daarmee heeft miskend dat in een procedure waarin de burgerlijke rechter over de toelaatbaarheid van een uitlevering beslist, eiser als opgeëiste persoon recht heeft op kosteloze tolkenbijstand.
Arrest Hoge Raad
De Hoge Raad verwerpt de klacht, wegens gebrek aan feitelijke grondslag. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt namelijk dat het hof heeft vastgesteld dat eiser de bijstand van een tolk Russisch nodig had, waarna contact is gelegd met twee tolken, die eiser ook daadwerkelijk bijstand hebben verleend. Ook blijkt uit het proces-verbaal dat het hof heeft meegedeeld dat de kosten van de tolk voor rekening van eiser zouden komen. Voorts voert de klacht niet aan dat het hof ambtshalve was gehouden te voorzien in kosteloze tolkenbijstand hoewel noch eiser noch zijn advocaat bezwaar maakte tegen de mededeling van het hof dat de kosten van de tolk voor rekening van eiser zouden komen.
Dit oordeel is in lijn met de conclusie van A-G Snijders.
De Staat werd in deze cassatieprocedure bijgestaan door Gijsbrecht van Nieuwland en Gertjan Harryvan.