HR 24 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:114
De vaste rechtspraak van de Hoge Raad over een rechterswissel na mondelinge behandeling, is ook van toepassing op raden (niet-rechters) in zaken die door de Ondernemingskamer worden behandeld.
Rechterswissel na de mondelinge behandeling
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een rechterlijke beslissing die (mede) wordt genomen op grondslag van een voorafgaande mondelinge behandeling, moet worden gegeven door de rechter(s) ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken (zoals wanneer de mondelinge behandeling niet is benut om partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunt toe te lichten). De ratio achter deze rechtspraak is dat moet worden gewaarborgd dat wat op de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen, ook daadwerkelijk wordt meegenomen bij de rechterlijke beslissing.
Het kan natuurlijk voorkomen dat op enig moment na de mondelinge behandeling een rechter ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, moet worden vervangen (bijvoorbeeld omdat een rechter defungeert, of naar een andere plek binnen de rechtspraak is gerouleerd). Als dat zich voordoet, moet het gerecht dit vóór de eerstvolgende uitspraak aan partijen laten weten. Het gerecht moet daarbij ook de reden(en) voor vervanging vermelden en de beoogde uitspraakdatum. Iedere partij die bij de mondelinge behandeling is verschenen, mag vervolgens vragen om een nadere mondelinge behandeling ten overstaan van de rechter(s) door wie de uitspraak zal worden gewezen. Dit geldt voor elke uitspraak waarin een rechter ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden voor het eerst door een andere rechter wordt vervangen, óók als na de mondelinge behandeling al een of meer tussenuitspraken zijn gedaan.
Dit alles is, als gezegd, vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie hierover bijvoorbeeld CB 2020-39, CB 2018-72, CB 2016-73).
Regels over rechterswissel gelden ook voor raden (niet-rechters)
De Ondernemingskamer houdt zitting met de voorzitter (een raadsheer), twee raadsheren en twee raden (geen rechters, maar deskundigen uit de praktijk). In deze uitspraak bevestigt de Hoge Raad dat de bovenstaande regels voor de rechterswissel, in zaken die door de Ondernemingskamer worden behandeld ook gelden ten aanzien van de raden (ook al zijn dat dus geen rechters). Deze uitspraak door de Hoge Raad verrast niet, en het ligt voor de hand dat dit ook geldt voor andere niet-rechters ten overstaan van wie de mondelinge behandeling plaatsvindt en die uitspraken wijzen (zoals de deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden). De ratio die ten grondslag ligt aan de rechtspraak van de Hoge Raad over de rechterswissel, gaat immers ook op ten aanzien van niet-rechters ten overstaan van wie de mondeling behandeling plaatsvindt en die uitspraken wijzen.
In deze concrete zaak kon het eindarrest niet in stand blijven, omdat (i) het eindarrest was gewezen door twee andere raadsheren en twee andere raden dan de raadsheren en raden ten overstaan van wie de mondelinge behandeling had plaatsgevonden, (ii) partijen voorafgaand aan het eindarrest geen mededeling was gedaan van deze rechtswissel en (iii) de zaak op de mondelinge behandeling inhoudelijk is behandeld en het eindarrest dus mede op grondslag van de mondelinge behandeling is gewezen.
De Hoge Raad vernietigt dus het arrest van de Ondernemingskamer, en verwijst de zaak terug naar de Ondernemingskamer ter verdere behandeling en beslissing. Deze beslissing is in lijn met de conclusie van A-G Assink.