Selecteer een pagina

HR 20 november 2020 ECLI:NL:HR:2020:1806, ECLI:NL:HR:2020:1807 en ECLI:NL:HR:2020:1808, ECLI:NL:HR:2020:2015

Over procesbevoegdheid van de burgemeester, schadevergoeding en hoger beroep, herhaalde crisismaatregel, verzuimen die de rechtmatigheid van de crisismaatregel niet aantasten, hoorplicht van de burgemeester, vaststelling dat een betrokkene niet kan of wil worden gehoord, en verantwoording daarvan.

In deze drie zaken is cassatieberoep ingesteld tegen beslissingen van de rechtbank op het beroep tegen een door de burgemeester genomen crisismaatregel, in twee zaken door een betrokkene, in de derde (1806) door de burgemeester.

De procedurele beslissingen van de Hoge Raad in deze cassatieberoepen zijn:

  • de burgemeester heeft procesbevoegdheid in een procedure over een crisismaatregel en kan ter zake een beslissing van de rechtbank cassatieberoep instellen (1806, 1807, 1808);
  • een verzoek om met de crisismaatregel samenhangende schadevergoeding ziet op de gemeente (niet op de burgemeester) (1806, 1808);
  • tegen een beslissing van de rechtbank over schadevergoeding staat hoger beroep open (geen cassatieberoep) (1806, 1808).

De inhoudelijke beslissingen in deze zaken kunnen als volgt worden samengevat:

  • het stelsel van de Wvggz staat er niet aan in de weg dat na een voortgezette crisismaatregel opnieuw een crisismaatregel wordt genomen (1807, 1808);
  • niet-naleving van de verplichting tot afgifte van een afschrift van de crisismaatregel, en tot zorgdragen voor een advocaat binnen 24 uur na de beslissing, tast de rechtmatigheid van de beslissing niet aan (1806, 1807)
  • niet-naleving van deze verplichtingen kan wel leiden tot schadevergoeding (1806);
  • een betrokkene moet over de te nemen crisismaatregel worden gehoord, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is of de betrokkene niet wil worden gehoord (1806);
  • de burgemeester moet over het niet-horen verantwoording afleggen in het besluit; laat hij dit na, dan kan dit verzuim in beroep worden hersteld (1806, 1808);
  • het horen hoeft niet door de burgemeester zelf plaats te vinden, maar kan om praktische redenen ook plaatsvinden in opdracht van de burgemeester door (i) de instantie waar betrokkene zich bevindt of (ii) iemand die werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de burgemeester (1806);
  • voor het horen zelf geldt de eis dat de ingeschakelde derde (i) op die taak is berekend en (ii) niet inhoudelijk bij de beslissing tot de aanvraag van een crisismaatregel betrokken is; het horen mag niet worden overgelaten aan de psychiater die de medische verklaring opstelt (1806);
  • de burgemeester kan de vaststelling of een betrokkene kan en wil worden gehoord eveneens overlaten aan een derde; dan geldt wel de eis dat deze derde op die taak is berekend, maar niet de eis dat de derde niet bij de voorbereiding van de crisismaatregel is betrokken; ook de psychiater die de medische verklaring opstelt kan deze vaststelling doen (1806; 1808);
  • ingeval bij het aanvragen van een crisismaatregel uitsluitend is vermeld dat een betrokkene niet kan of wil worden gehoord zonder dat daarvoor in het dossier een aanknopingspunt is te vinden, dient de burgemeester na te gaan op welke omstandigheden de desbetreffende vermelding berust en legt hij daarover verantwoording af in zijn besluit, of, indien hij dit verzuimt, in beroep (1806).
  • Onderzoek door psychiater via Skype; De psychiater dient het in de Wvggz voor de diverse vormen van verplichte zorg voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is.

 

Zie ook HR 5 maart 2021 ECLI:NL:HR:2021:350

Het stelsel van de Wvggz staat niet eraan in de weg dat een nieuwe crisismaatregel op de voet van art. 7:1 Wvggz wordt genomen nadat de geldigheidsduur van een eerdere crisismaatregel is verstreken, mits op dat tijdstip is voldaan aan de voorwaarden van art. 7:1 Wvggz

Zie ook HR 23 december 2022 ECI:NL:HR:2022:143

Het verzuim om de hoorplicht van art. 7:1 lid 3, aanhef en onder b, Wvggz na te leven, tast de rechtmatigheid van de crisismaatregel aan. Is de hoorplicht geschonden, dan kan de beschikking niet in stand blijven.

Cassatieblog.nl

Share This