HR 2 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:146
In zaken waar het gaat om onvrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis mag afstand van het recht op rechtsbijstand niet te snel worden aangenomen. In deze Bopz-zaak heeft de rechtbank ten onrechte een voorlopige machtiging verleend nadat de zaak buiten aanwezigheid van de advocaat mondeling was behandeld.
Feiten en procesverloop
Bij de mondelinge behandeling van het verzoek van de officier van justitie een voorlopige machtiging te verlenen tot opneming van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis waren de betrokkene, zijn advocaat en een psychiater aanwezig. Naar aanleiding van hetgeen door de advocaat van betrokkene aan de orde is gesteld, heeft de rechtbank in haar tussenbeschikking, met toepassing van art. 8a Wet Bopz, het verzoek ter hand gesteld van de officier van justitie om te onderzoeken of een andere maatregel dan de gevraagde, passender zou kunnen zijn. De Rechtbank heeft vervolgens de datum van voortzetting van de mondelinge behandeling bepaald. De advocaat van betrokkene heeft meteen laten weten dat zij in verband met een andere zitting op die bewuste datum mogelijk later zou verschijnen en dat de zaak niet door een kantoorgenoot kon worden waargenomen.
Bij de mondelinge behandeling op die bewuste datum waren de betrokkene en de psychiater aanwezig, maar de advocaat van betrokkene ontbrak. Blijkens het proces-verbaal is toen het volgende met de betrokkene besproken.
“Rechter: Uw advocaat heeft aan de instelling laten weten dat zij verlaat is en een half uur later op de zitting zal verschijnen. Wij hebben helaas een strakke planning in verband met een thuisverhoor waar politie en ambulance wachten, waardoor het onmogelijk is om de zaak zo lang uit te stellen. Bent u in staat uw eigen verdediging te voeren en uzelf te verweren, nu u vroeger altijd zelf advocaat geweest bent? Ik zie dat u een en ander op papier hebt gesteld. Ik acht u daartoe uitstekend in staat.
Betrokkene: ja, ik kan mijn eigen verdediging voeren.”
De rechtbank heeft bij haar eindbeschikking een voorlopige machtiging verleend tot het doen opnemen en doen verblijven van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis gedurende zes maanden.
Hoge Raad
Uit de beginselen die ten grondslag liggen aan art. 5 EVRM vloeit voor betrokkenen het recht voort op rechtsbijstand in procedures over voortzetting, schorsing of beëindiging van hun vrijheidsbeneming. Dit geldt ook voor personen die onvrijwillig zijn of dreigen te worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
De Hoge Raad overweegt dat in zaken waarbij het gaat om de onvrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis van veelal kwetsbare personen met een stoornis van de geestvermogens, niet te snel mag worden aangenomen dat betrokkene afziet van het recht op rechtsbijstand. Het oordeel van de rechtbank dat betrokkene uitstekend in staat werd geacht om zichzelf te verdedigen is onvoldoende gemotiveerd.
Volgt vernietiging en verwijzing naar dezelfde rechtbank.